1.   adelaar zn. 'arend (Aquila)'
categorie:
leenwoord
Mnl. adeler "arn, eyn vogel" [1477; Teuth.]; vnnl. ein arent off adeler [1518; Murmellius].
Ontleend aan Middelhoogduits adelar, adlar (nu Adler), dat zelf weer is samengesteld (wrsch. in de 12e eeuw) uit adel 'edel geslacht' en ar 'arend' < Oudhoogduits aro, dat hetzelfde woord is als arend.
Dit leenwoord heeft het inheemse arend niet vervangen, maar staat er als dichterlijke variant naast. Ook in de wapenkunde wordt meestal van adelaar gesproken.


  naar boven