1.   goedkoop bn. 'laag van prijs, niet duur'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Mnl. goetcoop, goeden coop 'een overvloed aan', zoals in et dunct haer sijnde noch gůet coep 'het (= de strenge levenswijze) lijkt haar nog gemakkelijk te verkrijgen, gemakkelijk te verwezenlijken' [1276-1300; CG II, Lut.A], wort der quarelen goeden coep 'ontstond er een overvloed aan pijlen' [1328-50; Rijmkroniek]; daarnaast ook met groot i.p.v. goet: mnl. dis schinkede ute sinen wonden so groten coep, dat ... 'hiervan schonk hij uit zijn wond zo overvloedig, dat ...' [1265-70; CG II, Lut.K]; wrsch. zijn ook de toenamen van hannekinum goedcop [1285; Debrabandere 2003] en willem goetcoeps wiif [1295; CG I, 1417] met de betekenis 'overvloed' te verbinden.
Al spoedig ook goede(n) coop 'goedkoop', zoals in des godshuus goet ... sulsi eer borgen ... eer si goet coops ghelosen thaers 'de bezittingen van de kerk zullen ze (= zekere monniken) eerder beschermen dan dat ze hun bezittingen goedkoop verkopen' [1300-25; MNW-R], ghi sult se hebben goeden coep; ja, omme catel 'u krijgt ze goedkoop, ja, voor een schijntje' [1350-1400; MNW-P], inder aerden so vintmen daer scoonre esmurauden ghenoech,... ende daer omme sijn si daer goeden coop 'daar vindt men in de grond veel mooie smaragden en daarom zijn ze daar goedkoop' [1462; MNW-P]; vnnl. goede koop koopen, oft verkoopen 'goedkoop in- of verkopen' [1573; Thes.], goeden koop zijn 'goedkoop zijn' [1599; Kil. koop]. Attributief pas in de 19e eeuw: nnl. goedkoope geneesmiddelen [1835; WNT Supp. arm II].
Gevormd uit goed 1 en koop, het zn. bij kopen, omdat iets wat goedkoop is, een goede koop is. Problematisch bij deze verklaring is dat in verscheidene van de Middelnederlandse vindplaatsen a) de combinatie van een genitief plus goede(n) coop voorkomt, en b) dat in deze gevallen helemaal geen sprake van aankoop of verkoop of poging daartoe, maar dat de betekenis steeds 'veel van' of 'een overvloed aan' is (tot in de 15e eeuw). Dat is ook een van de betekenissen die Oudfrans cop, coup 'keer, hoeveelheid' [13e eeuw; Rey] (< Latijn colaphus; Nieuwfrans coup) en Latijn copia 'overvloed, menigte' konden hebben. Er is dus wellicht sprake van invloed van Oudfrans grant coup (de) 'grote hoeveelheid' [13e eeuw; FEW], waarvan de variant biaucop 'id.' [13e eeuw; FEW] tot Nieuwfrans beaucoup heeft geleid. Mnl. groten coop 'veel' kan zo afdoende worden verklaard als halve leenvertaling. Het tweede lid kon gemakkelijk vereenzelvigd worden met het oudere en veel frequentere zn. coop 'het kopen'. Mnl. goeden koop 'goedkoop', dat als leenvertaling van Oudfrans (a) bon marché 'id.' [1178; TLF] geldt, heeft dan betekenis en gebruikswijze van groten coop overgenomen, maar is deze later weer kwijtgeraakt.
Vergelijkbaar zijn: mnd. grōt kōp, grotes kopes, groten kōp en gūtkōp, godes kopes, goden kōp; nhd. ein guter Kauf 'een koopje'; me. good chep(e) en greet chep 'een goede koop, goedkoop' [vanaf ca. 1325; OED] (waaruit door verkorting > ne. bn. cheap 'goedkoop' [1509; BDE]).
Van een simplex coop 'overvloed' is in het Middelnederlands slechts één vindplaats bekend: din koep van tranen din gi gauet Marien 'de overvloed aan tranen die u aan Maria gaf' [1265-70; CG II, Lut.K].
Fries: guodkeap


  naar boven