1.   chiffon zn. 'fijn zijden weefsel'
categorie:
leenwoord
Nnl. chiffon [1900; WNT Aanv.].
Verkorting van crêpe chiffon 'zijden weefsel', ontleend aan Frans crêpe chiffon 'gekroesd weefsel', van crêpe 'zeker weefsel', zie crêpe, en chiffon 'oud vod, lor; verfrommeld stuk stof of papier' [1611; Rey], bij chiffe 'id.' [1611; Rey]. Vermoedelijk stamt chiffe niet uit Arabisch šiff 'doorzichtig weefsel', zoals wel wordt gedacht, eerder gaat het om een afleiding bij Oudfrans chipe 'vod, lomp' [1306; Rey], mogelijk door vermenging met chiffre 'waardeloos voorwerp' (letterlijk 'nul' < Arabisch ṣifr 'nul', zie cijfer). Volgens Franse etymologische woordenboeken is het Oudfranse woord ontleend aan Engels chip 'klein brokje', zie chips.
De stof crêpe chiffon is zo genoemd omdat die er verfrommeld uitziet.
chiffonnière zn. 'ladekast, linnenkast'. Nnl. chifoniere 'ladekast' [1827; WNT Aanv.]. Ontleend aan Frans chiffonnière [1759; Rey], later chiffonier [1800] 'ladekast, kast om chiffons (damesonderkleding) in op te bergen'.
Literatuur: Philippa 1991


  naar boven