1.   voortreffelijk bn. 'uitstekend'
categorie:
leenwoord, geleed woord
Vnnl. voertreflijck 'edel, vooraanstaand' [1556; iWNT], voortreffelick 'id.' [1567; iWNT].
Gevormd uit voor 1, hier 'vooraan', en treffelijk, ook treffelijc 'uitstekend' [1409; MNW], dat ontleend is aan Duits trefflich 'uitstekend', eerder trëflich 'id.' [1270-1300; Gärtner], een afleiding van treffen 'bereiken, vechten', zie treffen. Voortreffelijk is hoogstwaarschijnlijk gevormd naar het voorbeeld van Duits vortrefflich [16e eeuw; Kluge], eerder al als mhd. bw. vürtrëflîche 'uitstekend' [voor 1150; Gärtner], nog eerder fürtrefflich, afgeleid van een verdwenen ww. vürtreffen, ohd. furitreffan 'overtreffen, uitblinken', eigenlijk 'verder treffen (bij het schieten, gooien) dan een ander', een afleiding van treffen.
Fries: treflik


  naar boven