1.   voorspellen ww. 'profeteren'
categorie:
geleed woord
Mnl. eerst sporadisch als in Ende voerseide ende voerspelde 'en voorzegde en voorspelde' [1300-25; MNW-R]; vnnl. dan voorgespelt 'voorspeld' [1615; iWNT], Dit proefstuck ... voorspelde wat men ... te verwachten hadde [1664; iWNT daad].
Gevormd uit voor 1, hier 'vooraf', en spellen in de verouderde betekenis 'verklaren, vooraf zeggen'.
Fries: -


  naar boven