1.   adolescent zn. 'postpuberale jongere'
categorie:
leenwoord
Nnl. adolescens [1859; Gabler], adolescent [1886; Kramers].
Ontleend aan Latijn adolēscēns 'jong, jongeling', teg.deelw. van adolēscere 'opgroeien, volwassen worden', van ad- 'naar' en alere '(op)voeden', waaruit ook alimentatie; zie verder oud.
Fries: adolesint


  naar boven