Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "verkorting"

241 tot 250 van 335

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201 | 211 | 221 | 231 | 241 | 251 | 261 | 271 | 281 | 291 | 301 | 311 | 321 | 331

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



met 1
met 2
meta-
metaal
metamorfose
meten
meteoor
meteoriet
meteorologie
meter 1

meter 2

metgezel
methode
metro
metselen
metsen
metten
metworst
meubel
meug
meuk


241.   meter 2
categorie:
leenwoord, verkorting
Zie: peet, peter
242.   mezzo zn. 'zangeres met een stem tussen sopraan en alt'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. mezzo soprano "de hooge alt of diepe discant" [1824; Weiland], mezzo-sopraanstemmen [1858; iWNT zangeres], als mezzo tusschen de beide sopranen [1947; iWNT travestie].
Verkorting van mezzosopraan, ontleend aan Italiaans mezzo soprano, letterlijk 'halfsopraan', zie ook sopraan. Het bn. mezzo 'middel-, middelst, half' is ontwikkeld uit Latijn medius 'zich in het midden bevindend, middel-', verwant met midden.
Verder komt mezzo 'half, gematigd' als bw. voor in combinatie met andere internationaal gangbare Italiaanse muziekaanwijzingen, zoals mezzo forte 'gematigd sterk', mezzo piano 'gematigd zacht'.
Fries: mezzo
243.   mie 2
categorie:
verkorting
Zie: mietje
Fries: -
244.   mietje zn. 'homoseksueel'
categorie:
verkorting
Nnl. mietje (denigerend) 'homo' in is hij ook een mietje? [1882; WNT Aanv.], 'weinig mannelijk persoon, slappe vent' in die geen mietje wou worden genoemd als een meisje [1917; WNT Aanv.], ook wel mie 'homo' in de mieën ... knuffelden elkaar [1957; Heestermans 1980].
Mietje is de verkleinvorm van miet 'homo', zelf een verkorting van sodomiet 'mannelijke homoseksueel, iemand die sodomie bedrijft' [1555; WNT sodomiet], ook sodomieter, zie sodomie. Later is het geherinterpreteerd als de verkleinvorm van mie, waarbij de associatie met de vrouwennaam Mie, verkorting van Maria, een rol kan hebben gespeeld.
De uitdrukking elkaar geen mietje noemen 'elkaar niet bedotten, duidelijk zeggen waar het op staat' [1861; WNT wij I] heeft met de betekenis 'homo' oorspronkelijk niets te maken; soortgelijke uitdrukkingen, ook met andere vrouwennamen, bestaan al eeuwen, bijv. laat ons malkanderen geen Luitje heeten '... niet foppen, voor de gek houden' [1726; WNT luit II], ... malkander geen Liezebet heeten [1887; WNT liezebet], ... elkander geen Grietje noemen (ook Guitje, Pometje enz.) [1893; WNT griet].
Fries: -
245.   min 2 zn. 'zoogster'
categorie:
verkorting
Mnl. minne 'zoogster' [14e eeuw; MNW]; vnnl. minne 'zoogster' [1599; Kil.], min 'id.' [1644; WNT minnemoer].
Mogelijk een verkorting van minnemoeder 'zoogster', zoals in de borsten der minnemoederen [1618; WNT zog I], ook wel verkort tot minnemoer [1642; WNT voedsterling]. Dit is een samenstelling van mnl. minne in de betekenis 'liefde tot bloedverwanten', zie min 1 'liefde' en moeder in de betekenis 'verzorgster van jonge kinderen'. Deze samenstelling is echter pas enkele eeuwen later geattesteerd. Wellicht moet men dan ook denken aan een rechtstreekse betekenisontwikkeling van min 'liefde' > 'liefdevolle vrouw' > 'liefdevolle zoogster'.
Fries: minne
246.   mini- voorv. 'zeer klein'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. minigolf [1962; WNT Aanv.], minijurk, minirokje [beide 1966; WNT Aanv.], mini-bikini [1968; WNT Aanv.], minibar [1969; WNT Aanv.].
Ontleend aan het Engelse voorvoegsel mini-, dat in de jaren 1960 zeer populair was in namen van voorwerpen die kleiner waren dan gewoonlijk, i.h.b. kledingstukken. Het bestond in die functie al langer, getuige woorden als Engels minipiano [1934; OED3], minicamera [1936; OED]. Mini- is een verkorting van het bn. miniature 'kleiner dan gewoonlijk' [1714; OED] zoals in miniature camera [1921; OED], zie verder miniatuur. De verkorte vorm werd gestimuleerd door de klankovereenkomst met minimum 'het minste', zie minimum.
De oudste Nederlandse samenstellingen met mini- zijn in hun geheel ontleend aan het Engels, zoals minigolf 'kleinschalige variant van golf', of zijn leenvertalingen, zoals minijurk voor minidress en minirok voor miniskirt. Inmiddels is mini- een productief voorvoegsel.
Fries: mini-
247.   misschien bw. 'mogeljk, wellicht'
categorie:
verkorting
Mnl. maschien, meschien 'mogelijk, wellicht' in degone die meschien noch bi hars selues quatheiden uan desen hus sceden sullen 'degenen die mogelijk nog door hun eigen verdorvenheid uit dit huis weg zullen gaan' [1236; VMNW], maschin [1240; Bern.]; vnnl. misscien [1532; iWNT zalf].
Verkorting van (het) mach schien '(het) kan gebeuren', dus met de presensstam (3e persoon enkelvoud) van mogen en het werkwoord mnl. schien 'gebeuren', zie geschieden. De medeklinkercluster -chsch- werd geassimileerd tot -ssch-; de klinker in de eerste lettergreep is onbeklemtoond en toonde daardoor variatie in de spelling: mnl. mas-, mes- en uiteindelijk mis-, wellicht onder invloed van het homoniem misschien 'gebeuren (van ongelukkige voorvallen)', waarin de eerste lettergreep het voorvoegsel mis- is. De huidige vorm misschien werd pas in de 17e eeuw algemeen en de uitspraak met /mis-/ is een spellinguitspraak.
Vergelijkbare constructie met dezelfde betekenis zijn mnl. machlichte 'misschien', letterlijk '(het) kan gemakkelijk' [1287; VMNW] en nnl. (het) kan zijn (dat zonder onderwerp kan voorkomen). In andere talen bijv. Duits es mag sein, Engels maybe (naast verouderd mayhap, mayhappen), Deens måske (met dezelfde etymologie als het Nederlands), Zweeds kanske (uit 'kan geschieden'), Frans peut-être, Russisch móžet byt'. Leenvertaling uit het Frans (Muller 1920) hoeft dus voor het Nederlandse woord niet aangenomen te worden.
Literatuur: J.W. Muller (1920), 'Over ware en schijnbare gallicismen in het Middelnederlandsch', in: NTg 14, 1-19 en 65-78, hier 65 en 68
Fries: miskien < ndl.
248.   mobiel 2 zn. (NN) 'mobiele telefoon'
categorie:
leenwoord, verkorting, alleen in België of Nederland
Nnl. eerst als bn. in mobiele telefoons [1990; NRC], naar mobiel 'naar een mobiele telefoon' (in een tabelkop versus naar vaste lijn) [1994; Consumentengids, 787], mobieltje 'mobiele telefoon' [1995; Algemeen Dagblad], mobiel 'id.' in Hij geeft gemiddeld vijftig gulden uit per maand aan zijn mobiel [1997; Trouw].
Verkorting van mobiele telefoon, met het bn. mobiel 1 'verplaatsbaar'. Misschien gevormd onder invloed van het op dezelfde manier gevormde Brits-Engelse mobile 'mobiele telefoon' [1986; OED3] voor mobile (tele)phone [1945; OED3].
Eerder bestond al mobiel (ook mobile) 'decoratief voorwerp dat door luchtstromingen beweegt' [1961; Van Dale].
Fries: mobyl
249.   modem zn. 'apparaat dat digitale signalen omzet in analoge, en omgekeerd'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. modem 'toestel voor modulatie en demodulatie t.b.v. telefoonaansluitingen' [1970; Van Dale].
Ontleend aan Engels modem 'modem' [1958; OED], dat kunstmatig gevormd is uit de eerste letters van modulator en demodulator.
Fries: moadem
250.   moer 1 zn. 'ring met schroefdraad'
categorie:
verkorting
Nnl. alwaar de vaarschroef de moerschroef raakt [1736; WNT vaarschroef], de moer van eene schroef [1766; Sewel NE], de Moer of Moerschroef ... is dat deel, 't welke om de vaar word bewoogen, of waar in de vaar draait [1778; WNT vaar I], Een ijzeren pen, welke in haar moer in den achtersten staander is doorgeschroefd [1811; WNT].
Verkorting van moerschroef 'moer', waarin het eerste lid de samengetrokken vorm van moeder is na wegval van de intervocalische -d-. Daarnaast stond de vaarschroef of vaar 'schroefbout' met daarin de samengetrokken vorm van vader, maar dat woord is in tegenstelling tot moer nu verouderd.
Fries: moer

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven