1.   enorm bn. 'bijzonder groot'
categorie:
leenwoord
Mnl. enorm 'bovenmatig' [1477; MNHWS]; vnnl. enorm 'buitensporig' in om heuren enormen delicten 'vanwege hun enorme misdaden' [1565; WNT], enorm o.a. 'groot' [1577; Werve].
Ontleend aan Frans énorme 'bijzonder groot' [1340; Rey] < Latijn ēnōrmis 'id.', eigenlijk 'van de norm afwijkend', gevormd uit ex- 'uit-' en het zn. nōrma 'norm, regel', zie norm.


  naar boven