1.   buste zn. 'borstbeeld, boezem'
categorie:
leenwoord
Vnnl. U mammen, ic meen' busten 'uw mammen, ik bedoel borsten' [1565; WNT mam], buste 'borstbeeld' [1649; WNT tractaat]; nnl. buste 'borstbeeld' [1778; WNT], 'vrouwenboezem' [1839; WNT vorm].
Ontleend aan Frans buste 'bovenlijf' [1549; Rey] < Italiaans busto, buste 'bovenlijf, buste, borstbeeld' [14e eeuw]. Dit gaat terug op Latijn bustum 'borstbeeld (op een graf)', misschien een betekenisontwikkeling vanuit 'grafheuvel, opgeworpen bij lijkverbranding', samenhangend met het werkwoord comburere of amburere 'verbranden' (verl.deelw. combustum, ambustum).
De betekenis 'vrouwenboezem' treedt al op in de oudste, maar geïsoleerde Nederlandse vindplaats. Gangbaar wordt zij pas vanaf de tweede helft van de 19e eeuw, opnieuw onder invloed van Frans buste, dat deze betekenis altijd al had, of misschien van Duits Büste.
Fries: búste


  naar boven