Favorieten

1 lemma in uw favorieten




Met de knop 'Alles wissen' wist u al uw favorieten.


Met het prullenbakje kunt u één specifiek lemma uit de lijst verwijderen.
alf zn. 'boze geest'
categorie:
substraatwoord
Mnl. ene nonne die mettin viant beseten was. ende ene andre die die alf bedrogen hadde 'een non die door de duivel bezeten was en een andere die de boze geest bedrogen had' [1265-70; CG II, Lut.K]; vnnl. alven (mv.) [ca. 1500; WNT Supp.].
Os. alf (mnd. alf); ohd. alp, alb (nhd. Alp, Alb), oe. ælf, elf (me. alve, ne. elf); on. alfr < pgm. *albi- of *alba-.
Buiten het Germaans komt dit woord niet voor. Veelal in verband gebracht met Latijn albus 'wit' bij de wortel pie. *h2elbh- 'glanzend, wit', zie abeel. Meestal wordt aangenomen dat het daarbij om een woord uit een voor-Indo-Europese substraattaal gaat.
Alf is etymologisch verwant met het uit het Engels ontleende elf 2, maar heeft in tegenstelling tot elf de negatieve betekenis bewaard die in de Middeleeuwen aan deze wezens werd gegeven, omdat de christelijke kerk ze zag als demonen.
Literatuur: P. Vermeyden, A. Quak (2000) Van Ægir tot Ymir, Nijmegen; F. van Coetsem (1949) 'De semantische ontwikkeling van de Vlaamse uitdrukking van den alf geleed zijn', in: Taal en tongval 1, 20-26