Favorieten

1 lemma in uw favorieten




Met de knop 'Alles wissen' wist u al uw favorieten.


Met het prullenbakje kunt u één specifiek lemma uit de lijst verwijderen.
aak 1 zn. 'soort schip'
categorie:
substraatwoord, metanalyse
Vnnl. aeke, aeck, aick 'aak, vaartuig' [1520; MNHWS]. Daarnaast vormen met n-, bijv. in varende met die eerste naek [1593; van der Meulen 1953b, 285], naecke [1599; Kil.], welke echter ouder moeten zijn geweest.
Door verkeerde woordscheiding van 'n nake (met onbepaald lidwoord) kon in de spreektaal ake ontstaan, zie ook arrenslee.
Os. nako 'schip'; ohd. nahho '(rivier)schip' (nhd. Nachen 'boot'); nfri. aak 'open vissersboot' [1707]; oe. naca 'boot'; on. nökkvi 'boot'; < pgm. *nakwa-.
Verdere verwantschappen onzeker. Misschien verwant met Latijn nāvis 'schip', dat teruggaat op pie. *neh2u- (waarbij ook Sanskrit náuḥ en Grieks naũs). Maar gezien de geïsoleerde positie van het woord in het Germaans moet men eerder met Polomé uitgaan van een substraatwoord.
Literatuur: E. Polomé (1959) 'Théorie laryngale et germanique', in: Mélanges de linguistique et de philologie, Fernand Mossé in memoriam, Paris; Schrijver 1991, 130; E. Polomé (1988-90) 'Are there Traces of Laryngeals in Germanic?' in: A. Bammesberger (ed.) Die Laryngaltheorie und die Rekonstruktion des indogermanischen Laut- und Formensystems (= Indogermanische Bibliothek, Reihe 3, Untersuchungen) Heidelberg, 383-414
Fries: aak