1.   does 1 zn. 'poedelhond; hond met gekrulde haren'
categorie:
verkorting, leenwoord
Nnl. Kardoes 'naam van een hond' [1839; WNT kardoes I], kardoezen 'doeshonden' [1851; WNT kardoes I], does "poedelhond, kardoes" [1914; Dale], doeshond [1918; WNT Aanv.].
Verkorte vorm van kardoes, ontleend aan Frans cartouche 'papieren kokertje voor buskruit, geweerpatroon' en 'krullerig ornament' < Italiaans cartoccio 'stukje papier', afleiding van carta 'papier', zie kaart. Ook in het Nederlands bestaat voor kardoes de betekenis 'papieren kokertje voor buskruit, geweerpatroon', zie cartouche, kardoes. Wrsch. heeft het verband tussen dergelijke papieren rolletjes of kokertjes en de krullen van de (kar)doeshond tot deze naam geleid.


  naar boven