Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "geleed woord"

871 tot 880 van 3068

1 ... 301 ... 611 ... 851 | 861 | 871 | 881 | 891 ... 911 ... 1221 ... 1531 ... 1831 ... 2141 ... 2451 ... 2761 ... 3061

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



digitaal
dij
dijen
dijenkletser
dijk
dijkgraaf
dijkstaal
dijn
dik
dikte

dikwerf

dikwijls
dikzak
dilateren
dildo
dilemma
dilettant
diligence
dille 1
dille 2
dimensie


871.   dikwerf bw. 'dikwijls'
categorie:
geleed woord
Nnl. dikwerf 'dikwijls, vaak' [1744; WNT water].
Samenstelling van dik 'dikwijls' (mnl. dicke 'vaak' [1236; CG I, 20]) (zie ook dikwijls) en het zn. werf 'keer, maal' [1277; CG I, 340], dat ook voorkomt in driewerf hoera! 'driemaal hoera!', zie werf 2, werven.
Dikwerf, letterlijk 'vele malen' is een variant van dikmaal(s) dat eveneens letterlijk 'vele malen' betekent, vnnl. dickmaels 'dikwijls' [1532-37; MNW].
872.   dikwijls bw. 'vaak'
categorie:
geleed woord
Mnl. dicwile [1290; CG II, En.Cod.], dicke wile [CG I, 2318, dicwils [1479-1517; MNW-P]; vnnl. dicwijls [1500-20; MNW-P].
Gevormd met bijwoordelijke -s uit dick(e) bn. in de betekenis 'veelvuldig' en wile(n) zn. 'tijd, ogenblik(ken)', zie wijl. Daarnaast bestaan andere Middelnederlandse vormen dicke, decke, duc(ke), dicmaels, dicken(t), alle bijwoord met de betekenis 'dikwijls'.
Deze vormen zijn te vergelijken met ohd. diccho, thiko 'dikwijls', (> mhd. dicke, nhd. (dial.) dicke), mnd. dick(e), dickewile, dickwiles; zie dik.
Fries: dikmels
873.   dikzak zn. 'dik persoon'
categorie:
geleed woord
Vnnl. dick-sack [1599-1607; 4e Kil.].
Een samenstelling van het bn. dik en het zn. zak, dus een overdrachtelijke betekenis van 'dikke zak'.
Het zn. zak wordt naar het voorbeeld van dit woord ook in andere negatieve aanduidingen gebruikt: papzak 'slappe, dikke persoon', vetzak 'dikzak'.
Fries: diksek, diksak
874.   dingen ww. 'trachten te verkrijgen, wedijveren, onderhandelen, afdingen'
categorie:
geleed woord
Mnl. dinghen 'een rechtszitting houden' [1281; CG I, 564], 'pleiten' [1286-1343; MNW], 'een bod doen op, willen kopen' [eind 14e eeuw; MNW], 'streven' [ca. 1450; MNW].
Afleiding van het zn. ding. De betekenisontwikkeling zal geweest zijn: 'een geding/rechtszitting houden' > 'pleiten' > 'streven/wedijveren' > 'onderhandelen/ afdingen'.
Os. thingon 'een rechtszitting houden'; ohd. thingen, dingan 'hopen, streven' (nhd. dingen 'een rechtszitting houden, afdingen'); ofri. thingia (nfri. tingje); oe. þingian 'vragen, verlangen'; on. þinga 'een volksvergadering of rechtszitting houden' (nzw. tinga 'bestellen'.
Het werkwoord is oorspr. zwak, maar wordt in de loop van de 16e eeuw sterk, naar analogie van werkwoorden als dwingen, zingen. Na de 17e eeuw komen geen zwakke vormen meer voor, ook niet bij de afgeleide werkwoorden afdingen en bedingen.
afdingen ww. 'minder bieden', oorspr. 'door dingen (van iemand) verkrijgen'. Mnl. afghedinghet 'door een rechtszaak ontnomen' [voor 1413; MNW aendinghen]; nnl. afdingen 'minder bieden' [1849; WNT zien], 'van de waarde afnemen' [1882; WNT rechtzinnigheid].
Fries: tingje
875.   dinges zn. 'iets of iemand zonder naam'
categorie:
geleed woord, uitleenwoord
Nnl. Juffrouw Dings [1784-85; WNT], dinges 'zekere persoon' [1869; WNT].
De herkomst van dinges is niet geheel duidelijk. Er wordt wel gedacht aan herkomst uit Duits Dings 'ding, dingetje', maar het kan ook een afleiding van ding met het suffix -es zijn zoals in lobbes. In het West-Vlaams komt dinge 'dinges' voor. Mogelijk speelt hier Frans chose 'ding' een rol, zoals in Monsieur Chose 'meneer Dinges'.
In Zuid-Nederlandse dialecten komt eenzelfde woord voor in de betekenis 'spul, goed': Dings om koeken te bakken [1899-1906; WNT], maar dit is een meervoudsvorming van ding.
Het Nederlandse woord dinges is ontleend in het Amerikaans-Engelse slang: dingus 'iemand wiens naam onbekend of vergeten is' [1876; BDE].
876.   dinsdag zn. 'derde dag van de week'
categorie:
geleed woord
Mnl. dinsendaghs 'op dinsdag' [1269; CG I,133].
Mnd. dingesdagh, dingschedach (> nhd. Dienstag), daarnaast ohd. (Alemannisch) zîstag; ofri. tiēsdei (nfri. tiisdei); oe. tiwesdæg (ne. tuesday); on. tý(r)sdagr (nzw. tisdag); < *tiwes-dagaz naar de Germaanse god *Tiwaz, ohd. Ziu, oe. Tīw, on. Týr.
De etymologie is problematisch. De Nederlandse en Nederduitse vormen met d- zijn wrsch. niet ontstaan uit pgm. *Tiwaz (verwant met Sanskrit dēvá-h 'god', Avestisch daēva- 'demon', Latijn deus en dīvus 'god', Gallisch Devona 'godennaam', Oudiers dia 'god', Bretons doué 'god'; bij de wortel pie. *déiwo-s 'god' (IEW 185-186)), maar uit pgm. *Thingsus-dagaz, van Thingsus (de gelatiniseerde vorm) 'de god van de volksvergadering?' samenhangend met þing 'volksvergadering'. De naam van deze onbekende god Thingsus is aangetroffen in twee inscripties aan de Hadrianuswal in Engeland, 3e eeuw na Chr., van de hand van Twentenaren (cīves Tuihanti) die deel uitmaakten van een Friese militaire afdeling (cūneus Frisiorum), beginnend met 'Deo Marti Thingso...': de Frankisch-Saksische (of alleen Nederrijnse?) god Thingsus als equivalent van Mars. Vanwege de onbekendheid van Thingsus zijn er andere hypothesen: 1. De Vries gaat uit van *tiwas-daga > dīs(en)dag > dinsdag (-ns- naar analogie van woensdag). 2. FvW met FvWS gaan uit van twee Proto-Germaanse vormen, varianten van Thingso, namelijk pgm. *þingisa(n) > din(g)sdag en pgm. *þinhsa- > *þihsa- > *þêsa- > dīs(en)dag. 3. Pijnenburg gaat uit van pgm. *dīsna < *tiwisna of *dīsna < *tīs- < *tīwes. Uit *dīsna ontwikkelt zich disen(dag) en, via metathese, dīnse(dag). Moeilijk aanvaardbaar is de ontwikkeling van de pgm. -t- (van Tiwaz) naar de -d- van dinsdag, terwijl de overgang van pgm. -þ- (van Thingsus) naar -d- de normale ontwikkeling is; dus gaat dinsdag wrsch. terug op Thingsus of varianten daarvan.
Het Romeinse systeem om de dagen der week de naam te geven van hemellichamen, voornamelijk planeten, die op hun beurt naar Romeinse goden vernoemd waren, bijv. dies Martis 'dag van Mars, dinsdag', hebben de Germanen overgenomen; bij vier dagen hebben ze de Romeinse godennamen vervangen door de namen van hun eigen goden, namelijk *Tiwaz of Thingsus, Wodan, Donar en Frîja.
Literatuur: Jan de Vries (1929) 'Dinsdag', in: TNTL 48, 145-184; W.J.J. Pijnenburg (1980) Bijdrage tot de etymologie van het oudste Nederlands, Eindhoven
Fries: tiisdei
877.   dipsaus
categorie:
geleed woord
Zie: dippen
878.   disco
categorie:
geleed woord
Zie: discotheek
879.   discussiëren
categorie:
geleed woord, pseudo-leenwoord
Zie: discussie
880.   distanciëren
categorie:
geleed woord
Zie: distantie

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven