1.   amnestie zn. 'algemene kwijtschelding van straf'
categorie:
leenwoord
Vnnl. amnistie [ca. 1610; WNT Supp.], amnestie [1632; WNT Supp.].
Via Frans amnestie 'algemene kwijtschelding van straf' [1550; Rey] (nu verouderd, ten gunste van de nevenvorm amnistie [1546; Rey]) en Latijn amnēstia 'id.' ontleend aan Grieks amnēstía 'id.'. De oorspr. betekenis van dit Griekse woord is 'het vergeten zijn' (waaruit ook amnesie), een abstractum bij het bn. ámnēstos 'onherinnerd, onbekend', gevormd uit a- 'on-, niet-' en mnēstós bij een wortel mnē(s)-/mnā(s)- zoals die voorkomt in bijv. mi-mnḗ-skein '(iemand aan iets) herinneren', mi-mnḗ-skesthai 'denken aan', mnẽma 'gedenkteken'.
De bijbehorende wortel pie. *mn(e)h2- is, naar men aanneemt, een uitbreiding van *men- 'denken' dat voorkomt in Grieks ménos 'wilskracht, drift, woede' en maínesthai 'razen, woeden' (zie manie). Bij deze wortel horen ook manen 2 en menen, en Latijnse leenwoorden met men-, bijv. mensa, mentaal.
Fries: amnesty


  naar boven