Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "geleerde schepping"

31 tot 40 van 336

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201 | 211 | 221 | 231 | 241 | 251 | 261 | 271 | 281 | 291 | 301 | 311 | 321 | 331

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



arak
arbeid
arbeider
arbiter
arbitrage
arbitrair
arcade
arcadisch
arceren
archaïsch

archaïsme

archeologie
archief
archipel
architect
archivaris
arctisch
arduin
are
areaal
arena


31.   archaïsme
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Zie: archaïsch
32.   archeologie zn. 'oudheidkunde'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. archaeölogie 'id.' [1824; Weiland].
Ontleend, via een van de moderne talen, zoals Frans archéologie [1599; Rey], Engels archaeology [1607], of Duits archäologie [1750-1800; Pfeifer], aan Neolatijn archaeologia 'oudheidkunde' < Grieks arkhaiologíā 'verhalen uit het verleden, oudheidkunde', een afleiding (zie -logie) van dezelfde stam als in archaïsch.
Fries: argeology
33.   archivaris
categorie:
geleerde schepping
Zie: archief
34.   areaal zn. 'oppervlakte, verspreidingsgebied'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. in de samenstelling areaal-grootheid "vlakte-grootheid, vlakte-inhoud, bijv. van een gebouw" [1863; Kramers], areaal 'gebied' [1918; WNT Supp.].
Ontleend aan Duits Areal [1750-1800; Pfeifer], wetenschappelijk neologisme op basis van middeleeuws Latijn areale, gesubstantiveerde onzijdige vorm van het bn. arealis 'de oppervlakte betreffend', afgeleid van Latijn ārea 'oppervlakte', zie are.
Fries: areaal
35.   aspirine zn. 'pijnstiller'
categorie:
leenwoord, merknaam, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. aspirine [1910; Bauwens], aspirin'tje 'aspirinetablet' [1921; WNT].
Ontleend aan Duits Aspirin 'id.', een bedachte merknaam, opgebouwd uit het ontkennende voorvoegsel a-, de beginklanken van de naam spiraea en het in de scheikunde gebruikelijke achtervoegsel -in (Nederlands -ine), dus met impliciete betekenis 'gemaakt zonder de hulp van Spiraea'.
De geneeskrachtige werking van salicylzuur was al bij Hippocrates bekend. Het werd uit de schors van wilgen (Latijn Salix) gehaald. In de Middeleeuwen werd dezelfde stof uit de bloem van de moerasspirea (Latijn Spirea ulmaria) verkregen, en in de 19e eeuw kon het ook al synthetisch worden gemaakt. Het had echter vervelende bijwerkingen. Het was de Duitser Felix Hoffman (1868-1946) die in 1897 ontdekte dat de variant acetyl-salicyzuur sneller en beter werkt. In 1899 bracht Bayer, waar Hoffman als chemicus in dienst was, dit middel onder de nieuwe naam Aspirin op de markt. Het medicijn was zo succesvol, dat het lange tijd als synoniem voor pijnstiller, dus ook die van andere merken, werd gebruikt.
Fries: aspirine, aspiryn
36.   asteroïde zn. 'planetoïde'
categorie:
geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. asteroïd "naam, die, volgens Herschell, de beide nieuw ontdekte planeten Ceres en Pallas dragen moesten" [1832; Weiland], asteroïden (mv.) "sterretjes, inz. de 44 kleine planeten tussen Mars en Jupiter" [1863; Kramers], astroíten of astroliten (mv.) "sterrenstenen, sterkoralen" [1886; Kramers], astroïde [1919; WNT astro-].
Internationaal neologisme, in 1802 door de astronoom Sir William Herschel (1738-1822) gevormd bij Grieks ástron, astḗr 'ster' (zie ster) met het achtervoegsel -ide '-achtig, -vormig'.
37.   atheïsme zn. 'ontkenning van het bestaan van een god'
categorie:
geleerde schepping
Vnnl. atheismus "ghodtloochening" [1650; Hofman]; nnl. atheisme [1799; WNT].
Ontleend aan Neolatijn atheísmus, gevormd op basis van Grieks átheos 'goddeloos', uit a- 'niet, zonder' en theós 'god', zoals in theologie. De jongere vorm op -isme wellicht onder invloed van Frans athéisme [1555; Rey].
atheïst zn. 'niet-gelovige'. Vnnl. atheisten (mv.) [1579; WNT Supp.]. Ontleend aan Frans athéiste.
Fries: ateisme-
38.   atlas 1 zn. 'boek met geografische of andere kaarten'
categorie:
eponiem, geleerde schepping, bedenker bekend
Vnnl. in: eenen nieuwen ende wel geconditioneerden affgesetten attlas [1636; WNT Supp.].
Internationaal woord dat voor het eerst gebruikt is door Gerard Mercator (1512-1594) in de Latijnse titel van zijn in 1595 postuum verschenen Atlas, sive cosmographicae meditationes .... In de vertaalde Nederlandse titel bleef dit woord staan, maar een algemene aanduiding voor een kaartenboek kan het pas genoemd worden vanaf het moment dat ook andere kaartenmakers het gebruiken, zoals Joan en Willem Jansz Blaeu in 1635 voor hun Toonneel des aerdriicx, ofte nieuwe atlas van alle landen.
Mercators boekwerk bestaat uit twee delen: het eerste deel geeft een beschrijving van het ontstaan van de wereld, de kosmos en het tweede deel is de daadwerkelijke atlas met geografische kaarten van de hele wereld, de werelddelen en detailkaarten van de toenmalige Europese staten en vorstendommen. In zijn voorwoord verklaart Mercator de naam Atlas: dit is een veelzijdig geleerde, 'tutor' van de god Janus en administrator van de koning van Etrurië; hij geldt als het symbool van de kosmografie en cartografie. Bedoeld wordt de legendarische koning Atlas van Mauretanië (het tegenwoordige Marokko). De voorplaat toont een naakte oude man met op zijn knie een hemelbol, die hij opmeet, en met de aardbol voor zijn voeten op de grond. Deze mythische koning is in feite de mythologische figuur Atlas, die de hemel op zijn schouders torst; zie ook atlant en atlas 4 'bovenste halswervel'.
Fries: atlas
39.   atmosfeer zn. 'dampkring; omgevingslucht; sfeer'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. atmospheer 'lucht binnen de dampkring, omgevingslucht' [1789; WNT Supp.], 'dampkring' [1824; Weiland], 'omgeving, sfeer' [1861; WNT Supp.], 'eenheid van gasdruk (gelijk aan de gemiddelde druk van de dampkring op zeeniveau)' [1864; WNT Supp.]. Eerder alleen als kunstwoord bij Meijer: athmosphaera "dampghewest" [1663].
In de etymologische basisbetekenis moest het Neolatijnse woord atmosphæra concurreren met dampgewest en de leenvertaling dampkring [17e resp. 18e eeuw; WNT]. Pas in de secundaire betekenissen werd atmospheer gebruikelijker, en het kan in die zin dus beschouwd worden als een ontlening aan Frans atmosphère 'dampkring' [1655; Rey], 'omgevingslucht' [1759; Rey], 'sfeer' [1793; Rey]. De samenstelling is gemaakt op basis van de Griekse woorden atmós 'stoom, damp' en sphaĩra 'bal, globe', zie sfeer.
Fries: atmosfear
40.   atoom zn. 'kleinste deelje van een scheikundig element'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Vnnl. atome "ondeelbaar stófken, veezelken" [1669; Meijer]; nnl. atome "de oorspronkelijke of grondstof" [1824; Weiland], atoom, atome 'deeltje' [1863; Kramers]. Eerder alleen als kunstwoord bij Meijer atomus [1654].
Via Frans atome [14e eeuw; Rey] ontleend aan Latijn atomus 'ondeelbaar klein lichaam' < Grieks átomos 'id.', substantivering van het gelijkvormige bn., dat met het voorvoegsel a- 'niet-, on-' is gevormd bij het werkwoord témnein 'snijden', zie tonsuur.
De atoomleer gaat terug op een theorie van de Griekse filosoof Leucippus (ca. 450 voor Chr.) en zijn leerling Democritus (ca. 460-357 voor Chr.). In de huidige wetenschappelijke betekenis als 'kleinste deeltje van een scheikundig element' is het woord voor het eerst gebruikt in 1805 door de Britse scheikundige John Dalton.
Fries: atoom

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven