1.   enclise zn. 'aansluiting van een woord bij het naburige'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. enklisis 'id.' [1882; Kramers/Bonte], enclise 'id.' [1932; WNT Aanv.].
Internationale term uit de humanistische grammatica. Uit Frans enclise 'id.' [1847; Rey], gevormd op basis van Grieks énklisis 'neiging' bij het werkwoord enklínein 'buigen, wenden', van en (zie energie) en klínein 'neigen, buigen', verwant met leunen. De eerste attestatie is de klassieke vorm.
enclitisch bn. '(van woorden) nauw aangesloten bij het voorafgaande woord'. Nnl. enclitisch [1847; Kramers]. Gevormd bij het zn. op basis van Laatlatijn encliticus 'id.' < Grieks enklitikós 'neigend', afleiding van enklínein.


  naar boven