1.   open bn. 'niet gesloten'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord, geleed woord
Mnl. open 'niet gesloten' [1240; Bern.].
Afleiding van het voorzetsel op. Voor de oorspr. betekenis moet men denken aan 'bovenopliggend, onbedekt'. Vergelijk hiervoor de betekenis van Duits auf (gewone betekenis 'op') in aufmachen 'openen', aufdecken 'blootleggen' e.d.
Os. opan (mnd. open, apen); ohd. offan (nhd. offen); oe. open (ne. open); on. opinn (nno. open); < pgm. *upana-. Daarnaast *upina-, waaruit met umlaut: ofri. epen (nfri. iepen); ozw. ypin (nzw. öppen).
Fries: iepen


  naar boven