|
1. |
mossel zn. 'eetbaar schelpdier' (Mytilus edulis) categorie: leenwoord Mnl. muss(c)ele, mossele 'schelpdier' in dune salt eten negene musscle 'je mag geen mosselen eten' (in een geneeskundig voorschrift) [1253; VMNW], .i. corf met mosselen 'een mand mosselen' [1288-1301; VMNW]. Ontleend aan vulgair Latijn muscula 'mossel', ontwikkeld uit klassiek Latijn mūsculus 'id.', letterlijk 'muisje', verkleinwoord van mūs 'muis', verwant met muis 1, wegens de overeenkomst in vorm en kleur. Fries: moksel
|
naar boven
|