1.   mortier 1 zn. 'vijzel'
categorie:
leenwoord
Mnl. mortier 'vijzel' in stampen al in sticken in eenen mortier 'helemaal kapotstampen in een vijzel' [1351; MNW-P]; vnnl. mortier 'id.' in in een houten mortier ... ghestooten 'in een houten vijzel fijngestampt' [1598; WNT].
Ontleend via Frans mortier 'vijzel' [1170; TLF] aan Latijn mortārium 'vijzel, metselspecie', zie marmer.
Zie ook mortel en mortier 2.
Fries: mortier


  naar boven