1.   sloddervos zn. 'slordige persoon'
Nnl. sloddervos 'slordige of slordig geklede persoon' [1685-98; iWNT].
Samenstelling van slodderen 'los en wijd om het lichaam hangen (van kleren)', zie slobberen 2, en vos in een overdrachtelijke betekenis 'onnet persoon'. De oorspr. betekenis is dus 'slordig geklede persoon', vanwaar algemener 'slordig handelende persoon'.
Onder invloed van slordig en door metathesis ontstond de variant slordevos 'sloddervos' [1899; iWNT hanggat], waarvan het eerste lid overigens al eerder voorkomt in slordebel [ca. 1600; iWNT slord], naast slordevod [ca. 1801; iWNT slord].
Fries: -


  naar boven