1.   fuik zn. 'korfvormig visnet'
categorie:
etymologie onduidelijk
Mnl. in die heymradere uerbiden visschen mit coruen noch mit fuken 'de heemraden verbieden te vissen met korven of fuiken' [1284; CG I, 764], vuyck "en nett gestalt als eyn vischkorff" (een net gevormd als een viskorf) [1477; Teuth.].
Herkomst onbekend. Mogelijk is er verwantschap met het verouderde werkwoord fuiken 'stoten, stompen' [fuycken 1573; Thes.] en/of met fokken en fok. Mogelijk van voor-Indo-Europese herkomst en dan misschien verwant met Grieks puknós, pukínos 'dicht opeen, stevig' (Cowan 1974).
Mnd. vuke 'fuik, onderrok'; ofri. fuke 'fuik' (nfri. fûke).
Fries: fûke


  naar boven