1.   binnenvetter zn. 'introvert persoon'
categorie:
geleed woord
Nnl. het is geen binnenvetje (zonder betekenis) [1861; Harrebomée], Hij is een zoogenaamd binnenvetje, een slag van menschen die ons veel moeite geven, als wij hen naar verdienste willen taxeeren [1861; WNT], volstrekt niet expansief van natuur, veeleer een "binnenvetter" dan een redenaar [1888; WNT].
Afleiding met -er (zie -aar) van ouder binnenvetje 'dier met veel binnenvet, ofwel dat bij de slacht meer vet blijkt te bevatten dan verwacht', met aanpassing van het achtervoegsel sinds het woord vrijwel alleen nog een persoon aanduidt.
Uit de oorspronkelijke betekenis ontstond overdrachtelijk 'iemand met verborgen talenten', en van daaruit 'iemand die alles opkropt, introvert is', een betekenis die ook al in het citaat uit 1888 aanwezig is en die in het hedendaagse taalgebruik de overhand heeft gekregen.
Fries: binnenfetter


  naar boven