1.   binair bn. 'tweeledig'
categorie:
leenwoord
Nnl. binair 'tweedelig' [1847; Kramers], 'twee aan twee' [1912; Kuipers], 'tweetallig' [1963; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans binaire 'samengesteld uit twee elementen' [1554] < Latijn binārius 'twee bevattend' bij het bn. bīnī (meervoud) '(elk of telkens) twee'. Binair in de tegenwoordig het meest voorkomende betekenis 'tweetallig' (als computerterm) is wrsch. ook beïnvloed door Engels binary 'id.', een woord uit het computerjargon dat ontleend is aan de algebra. Zie ook het van binary afgeleide bit 2.
Fries: binêr


  naar boven