1.   biljoen telw. 'een miljoen maal miljoen (1012)'
categorie:
leenwoord
Vnnl. billion 'biljoen' [1591; Kool].
Ontleend aan Frans billion oorspr. 'biljoen (1012)' [1484; Rey], gevormd uit Latijn bis 'tweemaal' (zie bis) en het achtervoegsel dat ook al in million 'miljoen' dienst deed, zie miljoen.
Het regelmatige systeem van woordvorming op -illion voor machten van miljoen (zie triljoen) en -illiard voor duizendmaal deze getallen (zie biljard) werd ook buiten Frankrijk overgenomen. In de 18e eeuw werd in Frankrijk de betekenis kunstmatig gewijzigd. Voor billion, trillion enz. werden de betekenissen 'duizend miljoen' resp. 'duizendmaal duizend miljoen' enz. ingevoerd, die overigens niet in de omgangstaal terechtkwamen. Wel is deze betekenisreeks door onder ander het Amerikaans-Engels en het Russisch overgenomen. Frankrijk heeft vanaf 1948 weer officieel de oude en internationale betekenissen. Het Amerikaanse systeem zorgt echter nog steeds voor verwarring.
In het Nederlands heeft lang een heel ander zn. biljoen bestaan in de betekenis 'niet meer gangbaar of afgekeurd geld; zilver van gering gehalte, tot versmelting geschikt' (nog in Dale 1992, hoewel toen al niet meer gebruikt). Het Middelnederlands kende billioen, bilgioen, bulioen, bolioen, belgioen, balioen 'goud- en zilverlegeringen, vals goud' [voor 1325; MNW]. Dit woord komt ook in het Engels voor als bullion 'onbewerkt goud of zilver'. Het woord stamt uit Frans billon 'pasmunt' [1276-77] < Oudfrans bille 'metalen staaf', zie biels. De oorspr. betekenis was dus 'staaf van (edel) metaal', later gaf het ook een mengsel van metalen aan: Goudt, silver oft billoen [1638; WNT].
Literatuur: Kool 1999, 65
Fries: biljoen


  naar boven