1.   straal 1 zn. 'smalle lichtbundel; smalle vloeistofstroom'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord, leenvertaling, waarschijnlijk substraatwoord
Onl. strāla 'pijl' in an thesa strala 'naar deze pijl' [891-900; CG II-1, 39]; mnl. strael 'pijl' in strale ... van harden stale gemaect '(een) pijl, gemaakt van gehard staal' [1260-80; VMNW], 'angel' in dese nebben strael negheen 'deze (werkbijen) hebben geen angel' [1287; VMNW], 'gepunte ijzeren paal' in ijseren stralen in der erden slaen [1486; MNW]; vnnl. 'smalle lichtbundel' in sonnen strael, strael der sonne [1573; Thes.], strael ''de rechte lini die uyt het oogh comt'' 'de rechte lijn vanuit het oog (waarlangs men kijkt)' [1608; Stevin], 'snelle vloeistofstroom' in een groote beeck, verdeelt in kleyne stralen [1625; iWNT], dunne lode pijpjes, daer stralen uyt komen [1668; iWNT], 'radius, halve diameter' in de lijnen van 't middelpunt tot d'omtrek ... worden stralen, of halve middellijnen genoemt [1677; iWNT].
Os. strāla (mnd. strāl, strale, vanwaar door ontlening nzw. stråle); ohd. strāla (nhd. Strahl, voor de betekenis zie onder); nfri. striel; oe. strǣl; alle 'pijl', < pgm. *strēlō-. Het Germaanse woord is in het Italiaans ontleend als strale 'pijl'. Zie ook strelen.
Verwant met: Litouws strėlà 'pijl'; Oudkerkslavisch strěla 'pijl, speer' (Russisch strelá). Verdere herkomst onbekend. Mogelijk zijn deze woorden onderling ontleend en/of, al dan niet gemeenschappelijk, ontleend aan een voor-Indo-Europese taal.
De oorspr. betekenis van dit woord is 'pijl' en bij uitbreiding 'angel of ander puntig wapen'. Deze is volledig overgenomen door pijl. De huidige, overdrachtelijke betekenis 'smalle lichtbundel' is zowel in het Duits als in het Nederlands veel jonger, maar treedt wel al vroeg op in enkele vaste verbindingen, bijv. Oudhoogduits donarstrāla 'bliksemschicht' en Middelnederduits wetterstral 'id.', stralen der sunnen 'zonnestralen'. De betekenis 'snel voortgedreven vloeistofstroom' is nog jonger en bestaat ook in het Duits. De meetkundige betekenis 'afstand van het middelpunt van een cirkel of bol naar de rand' is uitsluitend Nederlands en is een leenvertaling van Latijn radius.
straal 2 bw. 'volkomen'. Nnl. we zeilen straal in de wind (Zaanstreek) '... recht tegen de wind in' [1897; WNT], iemand straal negeren '... volkomen ...' [1903; WNT] en als eerste lid in straaldronken 'zeer dronken' [1913; WNT Aanv.]. Het zn. straal als bijwoord gebruikt. Bij de oudste attestaties kan men nog denken aan een oorspr. betekenis 'volgens een rechte lijn'; in iemand straal negeren zou straal dan 'recht voor zich uitkijkend' kunnen hebben betekend. Als louter versterkend eerste lid in straaldronken is mogelijk gedacht een de kracht van een bliksemstraal (WNT); zie ook lamstraal onder lam 2.
Literatuur: S. Stevin (1608), Derde stuck der wisconstighe ghedachtnissen vande Deursichtighe, Leiden, 13
Fries: striel 'smalle lichtbundel', straal 'halve diameter' (ontleend aan het Nederlands)


  naar boven