61.   carburator
categorie:
geleerde schepping
Zie: carburateur
62.   celluloid zn. 'kunststof', bn. 'uit celluloid'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. vignetten uit zink, celluloïde, gummi [1899; WNT vignet], celluloid (zn.) [1906; Gelderen], celluloïd (zn.) [1912; Koenen], (vogels) merken door middel van celluloid, porceleinen of guttapercha ringen [1912; WNT ring I].
Ontleend aan Engels celluloid [1871; OED], gevormd uit het eerste deel van cellulose met de uitgang -oid, die stamt uit Frans -oïde < Latijn -oīdēs < Grieks -o + eidḗs 'gelijk aan, gevormd uit', een afleiding van het zn. eĩdos 'vorm', zie idee.
Deze kunststof, in 1869 ontwikkeld door de Amerikaanse gebroeders Hyatt, werd in 1871 in Groot-Brittannië gepatenteerd. De vorm celluloid verscheen voor het eerst in een Engels tandheelkundig tijdschrift uit 1871.
De Nederlandse spelling met trema kan duiden op ontlening via Frans celluloïd [1877; Rey] of via de wetenschappelijke benaming celluloïde, die in het Nederlands nog steeds gebruikelijk is. De attestatie uit 1906, celluloid, komt uit een Duits-Nederlands woordenboek en is in spelling wellicht mede beïnvloed door Duits Zelluloid (aanvankelijk Celluloid).
Fries: selluloid
63.   cellulose zn. 'celstof'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. cellulose 'celstof' [1862; WNT plant II].
Ontleend via Frans cellulose [1840; Rey] of rechtstreeks aan Engels cellulose [1835; OED]. Beide vormen gaan terug op Latijn cellula 'kleine cel', verkleinwoord van cella 'kamertje' (zie cel), omdat cellulose de voornaamste substantie is waaruit celwanden van planten opgebouwd zijn. Het is in de 19e eeuw gevormd met het achtervoegsel -ose, waarmee vaak stofnamen worden gevormd (bijv. viscose) en waarmee in het Engels eerder al het bn. cellulose 'celachtig, van een cel' [1753; OED] was gevormd.
Aanvankelijk bestond ook het woord cellose 'celstof' [1872; Dale].
Fries: selluloaze
64.   centrifugaal bn. 'middelpuntvliedend'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. in de samenstelling centrifugaalkracht 'middelpuntvliedende kracht' [1824; Weiland], centrifugaal 'middelpuntvliedend' [1872; Dale].
Ontleend aan Engels centrifugal [1687; OED], een afleiding van Neolatijn centrifugus 'middelpuntvliedend', een woord bedacht door Sir Isaac Newton (Principia 1687) op basis van Latijn centrum 'middelpunt', zie centrum, en Latijn fugere 'vluchten', zie fuga.
centrifugeren ww. 'met een centrifuge scheiden, zuiveren enz.'. Nnl. gecentrifugeerd (verl.deelw.) 'gezuiverd (van suiker)' [1896; WNT stroop II]. Ontleend aan Frans centrifuger 'id.' [1871; Rey], afleiding van Frans centrifuge.. ◆ centrifuge zn. 'machine die centrifugaalkracht gebruikt, met name voor het drogen van wasgoed'. Nnl. centrifuge 'machine voor het scheiden van suiker en melasse' [1865; WNT uitlekken I], 'machine voor het ontromen van melk' [1910; WNT reiniging], 'machine voor het drogen van wasgoed' [1918; WNT wegvoeren]. Afleiding van het werkwoord centrifugeren, of ontleend aan Frans centrifuge 'machine voor het ontromen van melk' [1895; Rey], zelfstandig gebruik van het bn. centrifuge 'centrifugaal' [1700; Rey], gevormd op basis van Neolatijn centrifugus 'id.'. Andere centrifugaalmachines, o.a. voor het drogen van wasgoed, heten in het Frans centrifugeuse [1897; Rey].
Fries: sintrifugaal
65.   chloor zn. 'scheikundig element (Cl)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. chloor of chlorine 'chloor of chlorine' [1847; Kramers].
Internationaal neologisme, afgeleid van Grieks khlōrós 'groengeel', naar de kleur van het gas. Sir Humphry Davy bedacht in 1810 de naam chlorine voor het element; later ontstond in het Frans de vorm zonder achtervoegsel chlore [1814; Rey].
Grieks khlōrós 'groengeel' hoort bij de wortel pie. hel-, hleh3 'geel, groen' (IEW 429), waarbij ook gal 1, gloed, gloren.
Fries: gloar
66.   cholesterol zn. 'galvet'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. cholesterol 'zekere aromatische alcoholverbinding, witte vetachtige stof in planten en dieren, bestanddeel van bloed' [1934; Winkler Prins]. De oudere naam was cholesterine [1924; Dale], eerder cholostearine [1869; de Jong]
Internationaal wetenschappelijk neologisme, ter vervanging van de oudere internationale term cholesterine 'zekere witte vetachtige stof' [1912; Kuipers] < Frans cholestérine [1815; Rey], bedacht door M.-E. Chevreul, waarvan de uitgang -ine in 1859 werd vervangen door -ol, toen de chemische verbinding als alcohol herkend werd (Rey); de twee uitgangen worden gebruikt om namen van onderscheiden soorten chemische verbindingen te vormen. De twee benamingen zijn gevormd op basis van Grieks kholḗ 'gal', zie cholera, en het bn. Grieks stereós 'hard, vast', zie stereo-.
Fries: golesterol
67.   chromosoom zn. 'drager van erfelijke eigenschappen'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. chromosoom [1907; Sijs 1998], chromosomen (mv.) [1923; WNT reductie].
Internationaal wetenschappelijk neologisme, bedacht door de Duitse geleerde Heinrich Waldeyer (1836-1921) in 1888, gevormd op basis van Grieks khrõma 'kleur', zie chroom, en sõma 'lichaam': chromosomen worden door kleuring zichtbaar.
Fries: gromosoom
68.   chroom zn. 'zeker metaal, scheikundig element (Cr)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. chrom "een nieuw ontdekt metaal" [1824; Weiland], chromium 'metaal' [1872; Dale], chroom 'id.' [1893; WNT uraan].
Internationaal woord, voor het eerst in het Frans als chrome 'metaal, het element Cr' [1797; Rey], door de chemicus N.L. Vauquelin bedacht voor het zojuist ontdekte metaal, betekenisuitbreiding van Frans chrome 'retorische figuur' [1753; Rey], eerder ook al crome 'kruis, modulatie in de muziek' [1562; Rey] < Laatlatijn chroma < Grieks khrõma '(huids)kleur, kleuring, stijl, modulatie', een afleiding van khrṓs 'lichaam, huid, huidskleur', van onbekende oorsprong. Vauquelin koos de naam chrome vanwege de fraaie kleuren van de verbindingen van het element. De wetenschappelijke vorm chromium is gevormd uit Frans chrome en het Neolatijnse achtervoegsel -ium, waarmee chemische elementen worden aangeduid.
Fries: groom
69.   cineast zn. 'filmmaker'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. cineast 'filmmaker' [1929; WNT totaliteit].
Ontleend aan Frans cinéaste 'filmmaker' [1922; Rey], eerder als pseudoniem van een filmmaker [1921; Rey], ontleend aan Italiaans cineasta, of in het Frans gevormd; in beide gevallen een neologisme op basis van Grieks kínēma 'beweging', zie cinema, met het achtervoegsel (Italiaans) -asta, (Frans) -aste, waarmee woorden van Griekse herkomst worden gevormd.
Fries: sineast
70.   cinema zn. 'bioscoop'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. cinema 'filmtheater' [1914; Dale].
Ontleend aan Frans cinéma 'film, bioscoop' [1893; Rey], verkorting van cinématographe 'bewegende beelden, film' [1892; Rey], woord gevormd door de gebroeders Lumière op basis van Grieks kī́nēma 'beweging', zie kinetica, en gráphein 'schrijven, tekenen', zie -grafie.
De meeste talen hebben het verkorte woord direct of indirect aan cinématographe of cinéma ontleend: Duits Kino; Engels cinema [1913]; Noors kino; Italiaans cinema; Russisch kino. Ook in Nederlandse woordenboeken verschijnen de woorden cinema, kinema en cinematograaf, kinematograaf, die het echter alle afleggen tegen het woord bioscoop.
Literatuur: Sijs 1998, 62-65

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven