1.   kar zn. 'voertuig met twee of meer wielen'
categorie:
leenwoord
Mnl. carre 'eenvoudig voertuig op wielen' [1240; Bern.].
Ontleend aan Latijn carrus 'vierwielige wagen' of middeleeuws Latijn carra, mogelijk via het Picardische equivalent van Frans char 'kar'. Latijn carrus, met variant carrum, is ontleend aan Gallisch carros 'wagen', dat zelf wrsch. verwant is met Latijn currus '(strijd)wagen' en currere 'rennen', zie coureur, en misschien met ros 'paard'.
Ook uit het Latijn: mnd. karre; ohd. karro, karra (mhd. karre(n), nhd. Karren (Zuid- en Oost-Duits), Karre (Noord- en Midden-Duits)). Me. carre (ne. car) is via het (Normandisch-)Frans ontleend. On. kerra (nzw. kärra) is wrsch. ontleend via mnl. kerre, bijvorm van carre.
Het is niet zeker of de genoemde continentaal-Germaanse woorden al vroeg in de Romeinse tijd ontleend zijn; de oudste vindplaats in het Duits is uit de 10e eeuw (Pfeifer). In dat geval zou het Romeinse postwezen een rol van betekenis gespeeld kunnen hebben; carrus was de gewone aanduiding voor transportwagens bij de postdienst.
Fries: karre


  naar boven