1.   buizerd zn. 'roofvogel (Buteo buteo)'
categorie:
leenwoord
Vnnl. buzart, buysard [1567; Nomenclator].
Ontleend aan Middelfrans busard 'buizerd' < Oudfrans buisart, busart [12e eeuw], vormen die, met ander achtervoegsel, stonden naast Oudfrans buson (Nieuwfrans buse 'buizerd') < Latijn būteō 'buizerd', waarvan de verdere herkomst onbekend is.
De oorspr. Germaanse benaming van het dier was *wīwan-. Daaruit kwamen de vormen mnl. wie, wuwe en nnl. wouw voort, zie wouw.


  naar boven