1.   uit vz. 'niet in, afkomstig van'; bw. 'naar buiten; afgelopen'
categorie:
erfwoord
Onl. ūt (bw.) 'verlatende, ergens vandaan gaande, naarbuiten' in samenstellingen: Gang út nesso 'ga weg, worm!' [891-900; CG II-1, 39], ne sal ic ut faron 'ik zal niet weggaan', utgietit furi imo herta iuuana 'stort voor hem jullie hart uit' [beide 10e eeuw; W.Ps.], 'ergens vandaan' (vz.) in thaz sie se driuen uz heran lando 'opdat zij ze uit hun land zouden verdrijven' [ca. 1100; Will.]; mnl. uut, ute ook 'ten einde' in dat uers ute 'dat (bijbel)vers tot aan het eind' [1236; VMNW], 'afkomstig van' (vz.) in vitter herten 'uit het hart', uten grunde 'geheel en al' [beide 1240; Bern.]; vnnl. uuyt, uyt in Vuyt mynder zyden ran water en bloed 'uit mijn zijde stroomde water en bloed' [ca. 1540; WNT], Getogen uyt het volck 'getrokken uit het volk' [1635; WNT].
Os. ūt (mnd. ūt); ohd. ūz (mhd. ūz; nhd. aus); ofri. ūt (nfri. út); oe. ūt (ne. out); on. út (nzw. ut); got. ūt; < pgm. *ūt. Daarnaast staat een langere vorm *ūtar- (vz.) 'uit, vanuit', waaruit: mnl. (oostelijk) uter 'uit, vanuit' (in spranc ... uter disen blomen ein pampilion 'vloog van deze bloemen een vlinder op' [1201-25; VMNW]); os. -ūtar (mnd. uter); ohd. ūzar (nhd. außer 'behalve'); ofri. ūter; oe. ūtor; on. útar. Voor de vorm pgm. *ūtan- zie buiten.
Verwant met: Sanskrit úd 'omhoog, naar buiten'; Oudkerkslavisch vy- 'uit' (Russisch vy-); < pie. *(H)ud 'omhoog'. De verklaring van de lange ū in het Germaans is onzeker (de korte klinker in ne. utmost en utter is relatief jong). Uit een afgeleide vorm pie. *uds is wrsch. via geassimileerd *us in afleidingen pgm. *uz- 'uit-' ontstaan, zie oor- 'uit, van ... af'.
Het oorspronkelijk alleen ruimtelijke bijwoord heeft van oudsher betrekking op een verplaatsing ergens vandaan, of op het resultaat van die verplaatsing. Als voorzetsel regeert de datief; in het Middelnederlands wordt ute met bepaald lidwoord meestal samengetrokken, dus ute der wordt uter en ute den wordt uten. In combinatie met werkwoorden heeft uit als eerste lid diverse betekenissen erbij gekregen, waarvan sommige zeer productief zijn geworden. Zeer productief is de betekenis 'tot het einde toe', bijv. in uitblazen, uitbranden, uitkiezen, uitlezen, (een parcours) uitlopen. Andere belangrijke betekenissen zijn: 'sterk uiting geven aan iets', bijv. in uitjouwen, uitschreeuwen, uitbazuinen, uitschelden en 'ontdoen van, leegmaken', bijv. in uitroken, uitlikken.
Fries: út


  naar boven