1.   aangelegenheid zn. '(gewichtige) zaak'
categorie:
leenbetekenis, geleed woord
Nnl. aengelegentheyt 'belang' [1699; Arsy], aangelegentheid 'belangrijke zaak' [ca. 1700; WNT behartiging].
Afgeleid van het bn. aangelegen, verl.deelw. bij aanliggen. In de betekenis 'naastgelegen, naburig' is aangelegen al mnl., maar de betekenis 'waar veel belang bij is' is wrsch. ontleend aan mnd. of mhd. angelegen 'aan het hart liggend; belangrijk', waarbij ook Angelegenheit 'belangrijke zaak', uit 'zaak die aan (het hart) ligt'.
Fries: oangelegenheid


  naar boven