1.   room zn. 'het vette gedeelte van melk'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. room, roem, in de oudste attestatie als eerste lid in de toenaam van jan roempot 'Jan Roompot' [1286; VMNW], Twee stoop roomen 'twee kannen room' [1343-44; MNW].
Mnd. rome; ohd. roum (nhd. gewest. Rahm); oe. rēam (ne. dial. ream); < pgm. *rauma-. Daarnaast ablautend on. rjúmi (nno. rjome, rømme) < pgm. *reuma-.
Misschien verwant met Avestisch raogna- 'boter' (Perzisch rōgan); < pie. *re/ougwh-men- (IEW 873).
Fries: rjemme


  naar boven