1.   ronselen ww. 'werven'
categorie:
etymologie onduidelijk
Nnl. ronselen 'werven met name van soldaten en matrozen' in Dat niemand 's and'rens volk arglistig rons'len zou [1720; WNT].
Herkomst onduidelijk, evenals de betekenisontwikkeling. Dialectisch (Zaans) betekent het woord 'ronddraaien, schudden' en als dit de oorspr. betekenis weergeeft, bestaat er mogelijk verband met Zweeds en Noors runka 'schommelen; heen en weer bewegen' (betekent tegenwoordig vnl. 'zich afrukken') 'zwaaien, heen en weer lopen', gewestelijk Zweeds runkla 'schudden, zwaaien'. Misschien is er verband met rond en wel in die zin dat men iemand in een bepaalde richting doet draaien, dan is het mogelijk te vergelijken met mnl. rindelen 'ronddraaien'.
Fries: ronselje


  naar boven