1.   heer 2 zn. 'legermacht'
categorie:
erfwoord
Onl. *heri 'leger' in het toponiem Heriuuinna 'Herwijnen (Gelderland)', letterlijk 'legerweide' [850, kopie eind 11e eeuw; Künzel]; mnl. here 'leger' [1240; Bern.], ook her in dar út int her dar is míjn uader 'daarbuiten in het leger, daar is mijn vader' [1220-40; CG II, Aiol]. Eerder al in samenstellingen, zie herberg (reeds onl.) en hertog. Het woord komt ook voor in oude Germaanse persoonsnamen als Herbert, Herman, Harald.
Os. heri; ohd. heri (nhd. Heer); ofri. here (nfri. hear, ook 'menigte'); oe. here; on. herr (nzw. här); got. harjis; alle met dezelfde betekenis; < pgm. *harja-. Het woord komt ook voor in Germaanse mannennamen in Latijnse teksten, zoals Chariovalda, Chariomerus, Hariobaudes. Vóór de Germaanse klankverschuiving is het woord bovendien ontleend in Fins karja 'kudde'.
Verwant met de Griekse afleiding koíranos (< *korianos) 'legeraanvoerder'; Litouws karias 'leger', Oudpruisisch kargis (< *karjas) 'leger, oorlog'; Middeliers cuire 'schare, menigte' (< *corio, dat ook verschijnt in de Gallische volksnamen Vocorii, Tricorii, etc. 'met twee, drie legers' en in de Keltische naam Coriovallum voor het huidige 'Heerlen'). Vermoedelijk gevormd met een achtervoegsel -ja- dat aangaf dat iets ergens bij behoort, bij een woord voor oorlog dat nog verschijnt in: Litouws karas 'oorlog'; Oudperzisch kāra- 'leger' hoort ook bij deze woordgroep.
In het Nederlands is het woord volkomen verouderd, ten gunste van het in de 16e eeuw opgekomen woord leger 2. Ook de vele samenstelling met dit woord zijn verdwenen, behalve in historische of religieuze context (bijv. heer-/heirscharen) en in toponiemen (voornamelijk heerbaan/heirbaan, -weg). Een specifieke uitzondering hierop is het in het BN nog steeds gebruikelijke heerkracht of heirkracht in de overdrachtelijke betekenis 'overmacht' [1836-38; WNT].
Gedurende de laatste eeuwen werd heer 'legermacht' meestal gespeld als heir. Deze spelling raakte algemeen nadat ze werd toegepast in de Statenvertaling (1637), toen nog als heyr, ter onderscheid van het homoniem Heer 'God'.
Naast de al genoemde oude samenstellingen herberg en hertog kan nog het leenwoord heraut worden genoemd.


  naar boven