Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "geleerde schepping"

211 tot 220 van 336

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201 | 211 | 221 | 231 | 241 | 251 | 261 | 271 | 281 | 291 | 301 | 311 | 321 | 331

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



gymmen
gymnasiaal
gymnasiast
gymnasium
gymnast
gymnastiek
gympie
gynaecologie
gynaecoloog
gyrokompas

gyroscoop

haag
haagbeuk
haai
haak
haaks
haal
haam
haan
haar 1
haar 2


211.   gyroscoop zn. 'toestel met een sneldraaiend vliegwiel, gebruikt voor stabilisatie'
categorie:
geleerde schepping, leenwoord
Nnl. Foucault deed eenen toestel vervaardigen, door hem gyroskoop (draaikijker) genoemd, bij welken eene zware metalen schijf ... [1855; WNT Aanv.], gyroscoop 'draaikijker' [1864; Calisch].
Internationaal wetenschappelijk neologisme (o.a. Frans gyroscope [1852; Dauzat]), gevormd op basis van Grieks gũros 'kring, cirkel', zie giro, en -scoop, vanwege de mogelijkheid de draaiing van de aarde ermee aan te tonen. De uitvinder van de gyroscoop (1852) en bedenker van de naam was de Franse natuur- en sterrenkundige Léon Foucault (1819-1868).
Een gyroscoop is een sneldraaiende tol die is opgehangen tussen twee ringen; het instrument verandert onder invloed van de rotatie van de aarde niet van richting.
gyrokompas zn. 'niet-magnetisch kompas'. Nnl. een gyrokompas (wijst) het ware astronomische noorden en niet het magnetische [1920; WNT kompas]. Internationaal wetenschappelijk neologisme, gevormd uit het eerste deel van gyroscoop en kompas, of verkort uit gyroscopisch kompas, wrsch. naar analogie van Amerikaans-Engels gyro-compass [1910; OED]. Dit moderne precisiekompas berust op het principe van de gyroscoop, waardoor het geen afwijking vertoont. Het gyrokompas is in 1885 bedacht en gepatenteerd door de Nederlander Martinus van den Bos. Zijn uitvinding werkte echter niet. In 1903 construeerde de Duitser Herman Anschütz een werkend exemplaar, dat hij patenteerde. Het werd in 1909 in de Verenigde Staten voor het eerst gebruikt om een vliegtuig op koers te houden. Vanaf 1910 werd het geïnstalleerd in de onderzeeboten van verschillende naties. Ook bijv. Frans gyrocompas, Spaans girocompás, maar in het Duits heet een gyrokompas Kreiselkompas, samenstelling met Kreisel, verwant met krul en kringel, wegens de ringen waartussen het kompas is opgehangen.
212.   halo zn. 'lichtkring'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. halo 'lichtkring om hemellichaam' [1847; Kramers], [1855; WNT Aanv.], bij uitbreiding ook in de geneeskunde 'roodachtige kring rondom een ontsteking op de huid' [1847; Kramers] en in de fotografie 'lichtkring rondom een fotografische afbeelding' [1943; WNT Aanv.].
Ontleend via Frans halo 'lichtkring om een hemellichaam' [ca. 1360; Rey] ontleend aan middeleeuws Latijn halo 'id.' of rechtstreeks ontleend aan Neolatijn halo 'id.', beide uit klassiek Latijn halōs 'id.', een geleerde ontlening aan Grieks hálōs 'rand om het schild', ouder 'schild', een metaforische uitbreiding bij nog ouder 'dorsvloer'. Verdere herkomst onbekend.
Naar de aanleiding van de klassiek-Griekse betekenisuitbreiding kan men slechts gissen; maar wrsch. moet men denken aan de vorm van de dorsvloer, een cirkel, waar men al slaande met de dorsvlegel omheenliep.
213.   halogeen zn. 'scheikundig element uit een bepaalde groep'
categorie:
geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. als latinisme halogenium [1832; Weiland], met als meervoud halogenen (mv.) [1869; de Jong]; later als ev. halogeen [1914; van Dale].
Internationaal wetenschappelijk neologisme, in 1842 door de Zweedse scheikundige Jöns Jakob Berzelius (1779-1848) gevormd (Zweeds halogen) uit de woordelementen halo- < Grieks háls (genitief halós) 'zout', verwant met zout, en -geen 'producerend'.
Tot de halogenen behoren alle elementen uit groep VII van het periodiek systeem, waarvan de bekendste chloor en jodium zijn. Deze elementen worden zo genoemd, omdat zij zeer gemakkelijk zouten vormen wanneer ze in contact komen met een metaal.
In de algemene taal is het woord vooral bekend geworden in de samenstelling halogeenlamp, waarin een kleine hoeveelheid halogeengas (meestal jodium of broom) is verwerkt.
214.   halva-
categorie:
geleerde schepping
Zie: half
215.   harmonica zn. 'muziekinstrument'
categorie:
geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. harmonica 'glasharmonica' [1824; Weiland], de gewone harmonica 'soort accordeon' [1876; WNT]; in de samenstellingen trekharmonica [1868; WNT trekken], mondharmonica [1883; WNT], en harmonicawagens 'gelede wagons met harmonicaverbindingen' [1948; WNT spoorweg], harmonicadeur 'vouwdeur' [1954; WNT Aanv. beweging].
Internationaal neologisme, in 1761 of 1762 geïntroduceerd door de Amerikaanse staatsman en natuurkundige Benjamin Franklin (1706-1790), als naam voor een instrument dat hij had ontworpen. Hij noemde het armonica, daarbij bewust kiezend voor een woord uit het Italiaans, de taal van de toenmalige muzikale wereld. Het Italiaanse woord, dat 'muzikaal, harmonieus' betekent, gaat via Latijn harmonicus terug op Grieks harmonikós 'muzikaal, bekend met de harmonie', afleiding van harmonía 'harmonie', zie harmonie. In de meeste talen die het woord nu kennen, wordt de etymologische vorm met ha- gebruikt.
Franklins instrument, de glasharmonica, werkte op basis van een reeks glazen kommetjes, die met de vingers werden bespeeld. Het gebruik van verschillende losse glazen om er muziek mee te maken werd in Europa ingevoerd uit Perzië in de 11e eeuw. Franklin besloot, onder de indruk van het spel van E. Delaval op dergelijke glazen, er een echt instrument van te maken, accurater van toon en beter bespeelbaar dan losse glazen. Later werd het woord aan diverse andere nieuwe muziekinstrumenten toegekend. Het gevolg is dat, in elk geval in het Nederlands, het woord harmonica als simplex niet eenduidig is, uit de context moet blijken welk muziekinstrument bedoeld wordt, tegenwoordig meestal een van de twee hierna genoemde. Bij de mondharmonica, in 1821 uitgevonden door de Duitser Christian Friedrich Ludwig Buschmann (1805-1864), worden stalen strookjes door lucht uit de mond aan het trillen gebracht. Buschmann ontwierp ook de eerste trek- of handharmonica, die op hetzelfde principe werkt, maar waarbij de luchtstroom door een blaasbalg wordt voortgebracht. Een variant hiervan is de accordeon. In Vlaanderen wordt een trekharmonica ook wel een trekzak genoemd.
In figuurlijke zin, naar het karakteristieke vormelement, de balg, van de trekharmonica, wordt harmonica- ook als eerste lid in samenstellingen gebruikt, bijv. in harmonicadeur of -wand 'vouwdeur of -wand', harmonicabus 'gelede bus'.
216.   hectisch bn. 'zeer druk, gejaagd'
categorie:
geleerde schepping, leenwoord
Nnl. hectisch 'teringachtig' [1824; Weiland], meestal gezegd van koortsen: hectische koortsen [1903; Koenen], overdrachtelijk ook hectisch 'koortsachtig wild, zeer druk', bijv. in hectische droomen [1932; Groene Amsterdammer], de zich hectisch ontwikkelende industrie [1962; WNT Aanv.].
Geleerde ontlening, als medische term en dus via Neolatijn en Laatlatijn hecticus, aan Grieks hektikós 'aanhoudend, gewoonlijk, slopend (van een ziekte)', afleiding van héxis 'gewoonte, houding, geestelijke toestand', dat hoort bij het werkwoord ékhein '(aan)houden, hebben', verwant met zege, en zie ook schema.
Aanvankelijk was dit alleen een bn. gebruikt met betrekking tot koorts. Een hectische koorts (Latijn hectica febris) is een aanhoudende koorts, bijv. bij tuberculose, en die was in het verleden veelal fataal. Deze betekenis bestaat nu voornamelijk nog in de woordenboeken, dit in tegenstelling tot de overdrachtelijke betekenis, die zich in het Nederlands vooral in de tweede helft van de 20e eeuw verspreidde en daarom hoogstwaarschijnlijk toegeschreven moet worden aan Engelse invloed. Engels hectic wordt al begin 20e eeuw overdrachtelijk gebruikt. Ook mogelijk is invloed van het Duits, waar hektisch o.a. veel wordt gebruikt in sportverslagen.
217.   hecto- voorv. 'honderd'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. in Hecto-meeter, Hecto-litre [1802; WNT hectometer resp. liter]. Samengesmolten met het simplex in hectare '100 are, 10.000 m2' [1812; WNT voerling].
Internationaal voorvoegsel in het standaardeenhedenstelsel, gebaseerd op Grieks hekatón 'honderd', verwant met honderd.
218.   heelal zn. 'geheel van alles wat bestaat'
categorie:
geleerde schepping
Nnl. heelal 'wereldruim, universum' [1624; WNT].
Gevormd uit heel en het vnw. al, dus eigenlijk het 'gehele alles'. Wellicht een geleerd neologisme, maar de bedenker is onbekend. De oudste attestatie is van P.C. Hooft.
Als versterkende nevenvorm werd in het verleden wel de vorm geheelal [ca. 1700; WNT wet I] gebruikt, en in dichterlijke taal ook (het) al [1635; WNT al II].
219.   hegemonie zn. 'oppermacht, overwicht'
categorie:
geleerde schepping
Nnl. hegemonie 'oppermacht van een machtiger staat over zwakkere bondstaten' [1847; Kramers], dan ook algemener 'overwicht, overheersende positie' [1924; WNT Aanv.].
Internationaal neologisme, gevormd op basis van Grieks hēgemoníā 'opperbevel, heerschappij', afleiding van hēgemṓn 'aanvoerder, stadhouder', afleiding van hēgeĩsthai 'leiden, aanvoeren; de weg zoeken voor iemand', verwant met zoeken (pie. *seh2ǵ-) en zie ook exegeet.
Van hegemonie wordt van oudsher gesproken wanneer een bepaalde politieke eenheid (een staat, deelstaat, stadstaat e.d.) een duidelijke overheersende positie inneemt ten opzichte van een of meerdere andere. Bij uitbreiding kan een hegemonie ook in andere situaties gelden, bijv. van een bedrijf of van een taal, of in de sportverslaggeving van een sportclub of -team.
220.   helikopter zn. 'hefschroefvliegtuig'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. helicoptère [1900; WNT Aanv.], helicoptère, helicopter [1926; Koenen], helicopter [1930; Verschueren], helikopter (voorkeurspelling), helicopter [1954; WL].
Ontleend aan Frans hélicoptère 'id.' [1862; Rey], later met vormaanpassing aan Engels helicopter 'id.' [1861; OED]. Neologisme, geïntroduceerd door de Franse helikopterpionier Gustave Ponton d'Amécourt (1825-1888) en gevormd uit de Griekse woorden hélix (combinatievorm helik(o)- op basis van de genitief hélikos) 'kronkeling, spiraal' en pterón 'vleugel', verwant met veer 1.
D'Amécourt was slechts een van de velen die in de loop der eeuwen vergeefse pogingen ondernamen om een machine te bouwen die zich ook verticaal goed door de lucht kon verplaatsen. Zijn woordbedenksel had meer succes en heeft op den duur alle alternatieve namen doen verdwijnen. De doorbraak kwam in 1941 in de Verenigde Staten en daardoor heeft de Engelse vorm helicopter ook in het Nederlands het pleit gewonnen tegen hélicoptère, dat vanaf toen in de vakliteratuur nauwelijks meer voorkwam; het grote publiek maakte pas kennis met de helicopter door de reddingsacties na de watersnoodramp van 1 februari 1953, toen Britse, Amerikaanse en Canadese legerhelikopters in groten getale te hulp schoten. Van bliksemsnelle vormverandering hélicoptère > helicopter in dat jaar (zie Sanders 2003) is dus geen sprake.
Vergeefs heeft men getracht de purismen hefschroefvliegtuig [1940; Koenen] en wentelwiek [1953; WNT Aanv.] in te voeren.
Literatuur: E. Sanders (2003), 'Woordhoek - Helikopter', in: NRC Handelsblad, 27-01-2003, 20

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven