Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "geleerde schepping"

121 tot 130 van 336

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201 | 211 | 221 | 231 | 241 | 251 | 261 | 271 | 281 | 291 | 301 | 311 | 321 | 331

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



dodo 1
dodo 2
doedelzak
doeg
doek
doel
doelen
doelmatig
doelwit
doem

doemdenken

doemen
doen
doerak
does 1
does 2
does 3
doetje
doezelen
doezelig
dof 1


121.   doemdenken
categorie:
geleed woord, geleerde schepping, bedenker bekend
Zie: doem
122.   draconisch bn. 'buitengewoon streng'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, eponiem
Nnl. draconisch 'id.' [1863; Kramers], draconische wetsbepalingen [1869; WNT vermaard].
Internationaal geleerd woord, door het Nederlands wrsch. overgenomen uit een van de omringende talen, Engels draconic [1708; OED], Frans draconique (verouderd) [16e eeuw; Rey] of draconien [1796; Rey] of Duits drakonisch [18e eeuw; Pfeifer], en afgeleid van de Griekse eigennaam Drákōn, die het Nederlands in de Latijnse vorm Draco heeft overgenomen.
Draco was grondlegger van het Atheense strafrecht in 624 voor Chr. Op vrijwel ieder ernstig vergrijp stond de doodstraf. De straffen waren zo onrechtmatig streng, dat Draco's opvolger Solon bijna alle wetten herriep.
123.   dynamiet zn. 'springstof'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. dynamiet 'springstof' [1873; WNT uiti-].
Internationaal neologisme, in 1867 door de Zweed Alfred Nobel in de vorm dynamit voor zijn ontdekking bedacht, op basis van Grieks dúnamis 'kracht', van onduidelijke herkomst, zie dynamisch. Het woord is wrsch. via het Duits tot het Nederlands gekomen.
Fries: dynamyt
124.   dynamisch bn. 'betreffende beweging en verandering'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. dynamisch 'betrekking hebbend op de gronden van het bestaan van voorwerpen in de ervaringswerkelijkheid' [1799; WNT Aanv.], 'betreffende de leer der krachten' [1824; Weiland], 'gekenmerkt door bewegingen, krachten of veranderingen' [1935; WNT Aanv.], 'energiek, ondernemend (van personen)' [1941; WNT Aanv.].
Internationale wetenschappelijke term, in 1692 door de Duitse geleerde Gottfried Wilhelm von Leibnitz (1646-1716) geïntroduceerd als (Franse) natuurkundige term dynamique 'betreffende bewegingen en krachten', in bijv. science dynamique 'bewegingsleer'. Het is ontleend aan Grieks dunamikós 'krachtig, vermogend', een afleiding van dúnamis 'kracht, macht' bij het werkwoord dúnasthai 'kunnen', van onduidelijke herkomst. Met achtervoegsel -isch zoals ook bij andere bn. uit Franse woorden op -ique.
In de oudste Nederlandse attestatie wordt dynamisch als begrip in de filosofie gebruikt.
dynamiek zn. 'stuwkracht'. Nnl. dynamiek 'bewegingsleer, dynamica' [1821; WNT Aanv.]. Ontleend aan Frans dynamique 'bewegingsleer' [1752; Rey], substantivering van het bn. dynamique. De huidige betekenis, die de oudste inmiddels heeft verdrongen, is opnieuw overgenomen uit het Frans.
125.   dynamo zn. 'machine die bewegingsenergie omzet in elektrische stroom'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. dynamo [1894; WNT zes].
Internationaal woord, oorspr. als Duits dynamo-elektrische Maschine, de naam die Werner Siemens (1816-1892) in 1867 aan zijn uitvinding gaf. De verkorting tot dynamo heeft voor het eerst in het Engels plaatsgevonden [1882; OED] en zich van daaruit verspreid. Het woord is afgeleid van Grieks dúnamis 'kracht', zie dynamisch.
Fries: dynamo
126.   ecologie zn. 'wetenschap van wisselwerking tussen organisme en omgeving'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. oekologie 'id.' [1938; Essen], oecologie 'id.' [1947; WNT Aanv.], ecologie 'id.' [1953; Huizinga].
Internationaal begrip uit Duits Ökologie 'id.', gevormd door de Duitse bioloog Ernst Heinrich Haeckel (1834-1919) uit Grieks oĩkos 'woning' en het voor wetenschapsnamen gebruikelijke achtervoegsel -logie.
Er bestaan twee spellingvarianten van dit woord en zijn afleidingen. Aanvankelijk hadden de vormen met oeco- de overhand, onder invloed van het Duits, waaruit het begrip afkomstig was. De spelling met eco- [1946; WNT Aanv. ecoloog] wordt in de tweede helft van de 20e eeuw steeds meer gebruikt en is inmiddels de enig gangbare, onder invloed van de Engelse spelling met eco-, en naar analogie van het woord economie, dat immers op hetzelfde Griekse oĩkos is gebaseerd.
In de jaren 1950 kwam de sociale ecologie in de belangstelling te staan, ofwel de invloed van de mens op zijn eigen leefomgeving, wat leidde tot een algeheel milieubewustzijn in de westerse wereld.
ecologisch bn. 'de ecologie betreffend'. Nnl. Het oecologisch verband tussen bodem en flora en fauna [1939; WNT Aanv.]. Sinds de tweede helft van de 20e eeuw is dit woord vooral 'goed voor het natuurlijke milieu' [1982; Reinsma 1984] gaan inhouden, misschien mede onder invloed van economisch 'goed voor de portemonnee'. Van daaruit heeft zich een zeer productief voorvoegsel eco- 'goed voor het milieu' ontwikkeld, wellicht naar analogie van bio- uit biologisch; bijv. ecopartij 'politieke partij met ecologische doelstellingen' [1985; Coster 1999], ecosigaret 'milieuvriendelijke sigaret' [1993; Coster 1999], ecodrugs 'natuurlijk geproduceerde drugs' [1997; Coster 1999]. De oudere betekenis ziet men nog in ecosysteem 'onderscheidbare biotoop met de daarin thuishorende leefgemeenschap' [1981; Coster 1999]. ◆ ecoloog zn. 'beoefenaar van de ecologie'. Nnl. ecoloog [1946; WNT Aanv.]. Gevormd uit ecologie naar het model van andere woordparen op -logie/-loog, zoals biologie/bioloog.
Literatuur: Nierop 1975, 60-61
127.   eczeem zn. 'jeukende huidontsteking'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. eczema [1847; Kramers], eczeem [1884; WNT Aanv.].
Internationale geneeskundige term, in de 18e eeuw als Frans eczéma 'id.' [1746; TLF] overgenomen uit Neolatijn eczema 'id.' < medisch Grieks ékzema 'huiduitslag', een kunstmatige afleiding van Grieks ekzeĩn 'overkoken, losbreken', gevormd uit ek 'uit' (verwant met Latijn ex-) en zeĩn 'koken, zieden', zie gist.
128.   egocentrisch bn. 'zichzelf steeds in het middelpunt plaatsend'
categorie:
geleerde schepping
Nnl. egocentrisch 'het ik tot het middelpunt van de wereld makend' [1886; Kramers].
Gevormd naar het model van Frans égocentrique [ca. 1880; Rey] uit Latijn ego 'ik' en een afleiding van het zn. centrum. Engels egocentric en Duits egozentrisch zijn pas in het begin van de 20e eeuw. geattesteerd.
129.   egoïsme zn. 'zelfzucht'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. egoïsmus 'id.' [1796; Gödicke], egoisme [1844; Kramers], egoïsme [1880; WNT].
Ontleend aan Frans égoïsme 'het te veel over zichzelf praten, het te veel naar zich toe trekken' [1743; Rey], later ook 'het zichzelf steeds in het middelpunt plaatsen' [1789; Rey], gevormd met -isme bij het zn. en bn. égoïste (als bn. en zn.) [1698; TLF], dat met het achtervoegsel -iste (zie -ist) is afgeleid van het Latijnse persoonlijk voornaamwoord ego 'ik' (zie ego). De eerste vindplaats moet beïnvloed zijn door Duits Egoismus [1720; Pfeifer].
Egoïsme en zijn afgeleiden werden ten tijde van de Franse Revolutie erg populaire woorden.
egoïst(e) zn. 'zelfzuchtig persoon'. Nnl. eene zedelijke Egoiste [ca. 1795; WNT miszien I], Egoïsten (mv.) [ca. 1805; WNT egoïst], egoïst [1811; WNT uitdenken]. Ontleend aan Frans égoïste 'id.' [1721; Rey]. ◆ egoïstisch bn. 'zelfzuchtig.'. Nnl. egoïstisch [1803; WNT vischrijk] dat egoïstische Holland [1838; WNT revolutionair I]. Gevormd met het achtervoegsel -isch uit het zn. of bn. egoist, zie ook egocentrisch, egotrip.
Literatuur: Gödicke 1796; Grauls 1960
130.   elektriciteit
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Zie: elektrisch

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven