1.   el zn. 'oude lengtemaat (69 cm)'
categorie:
erfwoord
Mnl. elle 'lengtemaat' [1240; Bern.], elna 'id.' [1277; CG I, 352].
Os. elina; ohd. elina (nhd. elle); ofri. ielne; oe. eln (ne. ell); on. alin, öln (nzw. aln); got. aleina; < pgm. *alinō-, *alīnō- 'elleboog'.
Verwant met Latijn ulna; Grieks ōlénē; Sanskrit aratní- 'id.'; Oudiers uilen 'hoek'; bij de wortel pie. *h1el- 'gebogen'.
De maat is gebaseerd op de lengte van de menselijke onderarm en is dus eigenlijk de oude aanduiding voor elleboog. Ze werd vooral gebruikt voor het afmeten van stoffen. Lichaamsdelen werden vaker als maat gebruikt, zoals duim en voet.


  naar boven