1.   refter zn. 'eetzaal in een klooster', (BN) 'eetzaal in een school'
categorie:
leenwoord, betekenisverschil België/Nederland
Mnl. di ... buten reftre drinct of etet 'die buiten de eetzaal drinkt of eet' [1236; CG I], te tveen reefters 'in de twee eetzalen' [1285; CG I].
Ontleend in samengetrokken vorm aan kerkelijk Latijn refectorium 'eetzaal', afgeleid van het Laatlatijnse bn. refectorius 'herstellend', een afleiding van het Latijnse ww. reficere 'herstellen, verfrissen, te eten geven', gevormd uit re- 'her-, opnieuw' en facere 'maken', zie feit. Later is ook het Latijnse woord refectorium 'eetzaal' nog ontleend [1732; WNT].
Fries: refter


  naar boven