1.   wikken ww. 'wegen, overwegen'
Mnl. wicken 'wegen, overwegen' in Die coninc ... wickede die swaerheit des steens 'de koning woog het gewicht van de steen' [1400-50; MNW] en maer sal ic teen ende tander wicken 'maar ik zal het een en ander overwegen' [1440-60; MNW-R].
Een jonge intensiefvorm bij het ww. wegen, zoals wrikken bij ouder wrigen. De uitdrukking wikken en wegen is dus eigenlijk een tautologie, net als bijv. vast en zeker en wis en waarachtig.
Fries: -


  naar boven