1.   vandaal zn. 'vernieler'
categorie:
leenwoord
Mnl. Wandelen 'Vandalen' in Die Wandelen ... Quamen treckende in Vrankelant 'de Vandalen kwamen het Frankenrijk binnengetrokken' [1300-25; MNW-R]; vnnl. in door de Gotthen, Vandalen ... soo dickmaels verwoest [1595; iWNT voetstap]; nnl. vandalen, wandalen 'vernielers' in Die Wandalen! 'die barbaarse vernielers!' [1835; Geel], de Fransche Vandalen 'de Franse barbaarse vernielers' [1849; Gids 2, 99].
Ontleend aan middeleeuws Latijn Wandali 'Vandalen', klassiek Latijn Vandali 'Vandalen', de naam van een Germaans volk, die begrepen kan worden als 'zij die rondzwerven', waarin de Germaanse stam wandal- (of wandil- of wandul-) voorkomt, die we ook terugvinden in wenden en wandelen. De Vandalen raakten in Europa bekend als plunderaars, in het bijzonder na grondige plundering van Rome in 455. De hierdoor ontstane betekenis van Oudfrans wandale 'dief, plunderaar' [1280; TLF] (Nieuwfrans vandale) is later door het Nederlands overgenomen.
Nog tot in de 20e eeuw treft men Wandaal [1940; Vaderland] naast Vandaal aan.
vandalisme zn. 'vernielzucht'. Nnl. Het ... Vandalisme, heeft in Frankryk ... nooit weder te herstellene nadeelen te wege gebragt [1799; Vad.lett., 457-58], vandalismus 'barbaarse vernielzucht' [1820; Stuart], wandalismus 'id.' [1847; Kramers]. Ontleend aan Frans vandalisme 'barbaarse vernielzucht' [1794; Rey], een afleiding met het achtervoegsel -isme van vandale, die bedacht is door Henri Grégoire, bisschop van Blois, om tijdens de Franse Revolutie de vernieling van cultuurgoed te signaleren en zo tot staan te brengen. De ook voorkomende variant vandalismus (soms wandalismus) is ontleend aan Duits Vandalismus [1795; Schultz], dat ook een ontlening is van Frans vandalisme.
Literatuur: J. Geel (1968), Gesprek op de Drachenfels, ed. J.C. Brandt Corstius, Amsterdam, 59; M. Stuart (1820), Jaarboeken van het koningrijk der Nederlanden, 1816, Amsterdam, 122; J. de Strada (1553). Epitome du thrésor des antiquitez, Lyon, 254
Fries: fandaalfandalisme


  naar boven