1.   valentie zn. 'bindingswaarde, verbindingsmogelijkheden van een woord'
categorie:
leenwoord
Nnl. in de valenties van elk atoom [1868; Verslagen]. Eerder wel al de bn. univalent, bivalent, multivalent [1866; Van de Stadt].
Met suffixsubstitutie ontleend aan Duits Valenz 'bindingswaarde' [1865-66; Annalen], een wetenschappelijk neologisme, gevormd op basis van Latijn valentia 'kracht, vermogen', een afleiding van Latijn valēre 'sterk, gezond, waard zijn', dat verwant is met geweld.
Literatuur: H. van de Stadt (1866) Over warmte-ontwikkeling bij scheikundige verbindingen, Leiden, 96; Verslagen (1868), Verslagen en mededeelingen der Kon. Akademie van Wetenschappen, Afd. Natuurkunde 2e reeks, 2, Amsterdam, 241; Annalen (1865/66), Annalen der Chemie und Pharmacie; IVe Supplementband, Leipzig, 164
Fries: falinsje


  naar boven