1.   doorgaans bw. 'gewoonlijk, in de regel'
categorie:
geleed woord
Mnl. doregaens, doergaens: Alle laken van scorten selmen doergaens averechten metter schaer 'Alle lakens van schorten dient men in de regel te scheren op de verkeerde kant met een schaar' [1319; MNW].
Met een bijwoordelijke -s uit het teg.deelw. doregaende 'doorlopend' van mnl. doregaen 'doorgaan, doorlopen', dat weer gevormd is uit door en gaan.
Fries: trochgeans


  naar boven