|
1. |
biest zn. 'eerste melk van de koe na het kalven' categorie: substraatwoord Mnl. biest 'eerste melk' [1350-1400; MNW]; vnnl. byest [1518; Murmellius]. Os. biost (mnd. best); ohd. biost (nhd. Biest); Noord-Fries bjārst, bjüst; nfri. bjist; oe. bēost (ne. beest naast beestings, biestings 'biest' uit oe. bysting, wrsch. afgeleid van *biestan 'biest geven', eveneens teruggaand op bēost); < pgm. *beusta-. Dit alleen in het Germaans voorkomende woord is afgeleid van de wortel pie. *bh(e)u- 'opblazen, zwellen' (met s-uitbreiding) (IEW 101), zie borst 1; deze wortel is echter onzeker en de betekenis nietszeggend. Sanskrit páyate 'hij zwelt, is vol' en pīyūṣa- 'biest' gaan terug op een andere wortel, pie. *peiH- 'vet zijn, zwellen' (IEW 793) en zijn dus niet verwant. Gezien de onzekere pie. wortel, de geringe verspreiding en het betekenisveld, moet aan een substraatwoord worden gedacht. Fries: bjist
|
naar boven
|