581.   baljuw zn. 'landvoogd, rechter'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Mnl. baliuwe 'vertegenwoordiger van de landsheer' [1237; CG I, 30], baeliu 'id.' [1270; CG I, 161], baeljou 'id.' [1280; CG I, 464], baliu '(opper)rechter' [14e eeuw; MNW]. Nu alleen nog als historische term.
Ontleend aan Noord-Frans baliu < Oudfrans baillif [12e eeuw] (Nieuwfrans bailli) < middeleeuws Latijn baillivus 'hofmeester, landvoogd', baillus < Latijn bāiulus 'lastdrager', een woord van onbekende oorsprong. De betekenis ontwikkelde zich van 'lastdrager' tot 'gelastigde'.
Fries: baljuw
582.   balkon zn. 'open uitbouw aan een gebouw'
categorie:
leenwoord
Vnnl. balcon "uitstek (= kroonlijst), juk" [1663; Meijer]; nnl. 'rang in theater' [1784; WNT], balkons (mv.) 'ruimtes tussen twee treincoupés waar passagiers in- en uitstappen' [1895; WNT], 'rang in bioscoop'.
Ontleend aan Frans balcon 'kroonlijst' [1565] (waarnaast ook barcon [1404]) < Italiaans balcone [begin 14e eeuw], vergrotingsvorm van balco 'balkon, houten stellage, zolder' < Langobardisch *balko, zie balk.
De Nieuwnederlandse afgeleide betekenissen 'rang in theater (later ook: bioscoop)' en 'ruimte in treinen' stammen uit de tijd dat deze eruit zagen als open platforms.
Fries: balkon
583.   ballade zn. 'episch gedicht'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Mnl. dichten, baladen, romansen, rijmen ende liedekins, diemen daghelics of leist of scrijft [1470 of 1485; MNW liedekijn]; vnnl. balade 'rederijkersgedicht' [1509; Claes 1994a], balade, baleye [1599; Kil.], ballade 'episch gedicht' [1798-1803; WNT].
Ontleend aan Frans ballade 'danslied', ouder balade [na 1288; Rey] < Provençaals balada 'dans', afleiding van het werkwoord balar 'dansen', zie bal 2. Het woord werd in zijn tegenwoordige betekenis opnieuw ontleend aan Duits Ballade [ca. 1770] < Engels ballad < balade 'bepaald gedicht' [1385], dat op zijn beurt weer teruggaat op het Oudfranse woord.
De Oudprovençaalse balada was eerst 'een bij een dans gezongen lied', later 'folkloristisch lied'. Deze werden in Frankrijk verder ontwikkeld tot kunstzinnige, lyrische gedichten (Pfeifer). In het Engels is in 1670 de ontwikkeling naar de moderne betekenis voltooid. Tijdens de Romantiek in Duitsland introduceerden G.A. Bürger (1747-1794) en J.W. von Goethe de Ballade als 'episch gedicht'. Dat het woord in zijn huidige betekenis in het Nederlands pas laat is ontleend, blijkt bijv. uit de Nederlandse vertaling van Bürgers gedichten: daar werd nog het woord romance voor 'ballade' gebruikt.
Ballade is verder verwant met het zn. bajadère 'religieuze danseres en zangeres in Indië'.
Literatuur: Mak 1959
Fries: ballade
584.   ballast zn. 'lading van weinig waarde die dient om een schip te verzwaren; (figuurlijk) overbodige last'
categorie:
leenwoord
Mnl. So wie sout water innemet tot ballast 'wie zout water als ballast in zijn schip neemt' [1374-94; MNW innemen], ballast [ca. 1450; MNHWS], ballast van sande off steynen 'ballast van zand of stenen' [1477; Teuth.]. Het werkwoord ballasten 'met ballast beladen' komt in ca. 1450 voor en slaat op gebeurtenissen van 1349 (MNHWS). In de 17e eeuw komt ook enkele keren de vorm balglast voor (WNT).
Ontleend aan Middelnederduits ballast [1429; Schiller/Lübben], dat reeds eerder voorkomt in de afleiding ballaster 'iemand die ballast in een schip brengt' [1376; Schiller/Lübben]. De verdere herkomst is niet helemaal zeker, behalve dat het tweede lid last is. Wrsch. is het eerste lid het oude Germaanse woord bal 'slecht' < pgm. *balwa-, zoals dat voorkomt in baldadig (zie aldaar voor verdere etymologie), balorig en balsturig.
Een andere vaak geopperde hypothese is dat het Nederduitse woord een geassimileerde vorm is (-ll- < -lr- of -gl-) uit Oudzweeds barlastadher 'met een blote last' [ca. 1350; Schlyter 1877] en/of Ouddeens barlast 'blote last' [begin 13e eeuw; Schlyter 1877], baglast 'id.' (Kalkar 1976), met een eerste lid bar 'bloot, leeg'. Scandinavische vormen met -ll- verschijnen echter pas laat: Oudzweeds ballast [1476] in het sterk Middelnederduits beïnvloede Stockholms tänkebok (Söderwall), en Ouddeens ballast [1594; Kalkar 1976]. Daarmee wordt deze hypothese minder wrsch. Bovendien is in de 13e en 14e eeuw ontlening vanuit een Scandinavische taal naar het Nederduits minder wrsch. dan omgekeerd. De oude Scandinavische vormen zullen dus wel ontleningen aan Nederduits ballast zijn, met volksetymologische aanpassing onder invloed van bar 'bloot, leeg' en bak resp. bag 'achteraan'.
Vanuit het Nederduits is dit woord in nog meer talen terechtgekomen: Hoogduits Ballast, Fries ballêst, Engels ballast, en buiten het Germaans bijv. Frans ballast en Russisch ballast.
Literatuur: E. Schröder (1917) 'Ballast', in: Niederdeutsches Jahrbuch 43, 123-127
Fries: ballêst
585.   ballerina zn. 'balletdanseres'
categorie:
leenwoord
Nnl. ballerines (mv.) 'balletdanseressen' [1875; WNT Aanv.], prima ballerina 'balletdanseres die solo's danst' [1920; WNT Aanv.].
Ontleend aan Italiaans ballerina 'danseres' [15e eeuw], waarnaast ook ballerino 'danser'; beide afleidingen van het werkwoord ballare 'dansen'; zie verder bij bal 2.
Fries: ballerina
586.   ballet zn. 'klassieke dansvorm'
categorie:
leenwoord
Vnnl. balletten (mv.) 'dansfeesten' [1643; WNT bal III], ballet 'dansspel' [1650; Claes 1994a].
Ontleend aan Frans ballet 'dansspel, dansgroep' [1578; Rey] < Italiaans balletto, verkleinwoord van ballo 'danskunst', afleiding van het werkwoord ballare 'dansen'; zie verder bal 2.
Fries: ballet
587.   ballistiek zn. 'leer van het afschieten van voorwerpen'
categorie:
leenwoord, aanpassing aan klassieke vorm
Nnl. ballistiek "werpleer, werpkunde, leer van de baan welke geworpenen lighcamen in de lucht beschrijven" [1824; Weiland], balistiek 'leer van de banen van projectielen' [1861-65; WNT Aanv.], ballistiek "werpkunde" [1872; Dale], De schietkunst of ballistiek in ruimen zin [1899; WNT schietkunst].
Ontleend aan Frans balistique (ook als bn.) [1647] dat, net als zijn nevenvorm baliste [1546], voortkomt uit Latijn ballista, bālista 'blijde, slingermachine', afleiding van Grieks bállein 'werpen, slingeren', zie ook bal 2 'danspartij'. De Nederlandse spelling met -ll- staat wrsch. onder invloed van het Latijn.
588.   ballon zn. 'met lucht gevulde bal'
categorie:
leenwoord
Vnnl. palloen, balloen [1573; Thes.], ballon 'leren bal gevuld met lucht' [1636; WNT]; nnl. ballon 'aërostaat' [1781; WNT reizen], 'bolvormig onderdeel of omhulsel van een toestel' [1782-1820; WNT koepel I], 'kinderspeelgoed' [1793-96; WNT].
Ontleend aan Frans ballon 'grote speelbal' [1557; Rey] < Italiaans (dialectisch) ballone, pallone 'grote bal' [1384] (Modern Italiaans pallon), gevormd uit aan het Germaans ontleende balla, palla 'bal, kogel, baal', zie bal 1, met vergrotingsachtervoegsel -one.
Fries: ballon
589.   ballotage zn. 'het stemmen over iemands toelating als lid'
categorie:
leenwoord
Nnl. ballotage of ballotering 'stemming of verkiezing d.m.v. balletjes, briefjes, bonen etc.' [1847; Kramers], ballotage [1861; WNT entree], maar reeds eerder het werkwoord balloteren 'stemmen over iemands toelating' [1803; WNT temporair].
Ontleend aan Frans ballottage, ouder balotaige 'het stemmen' [1520; Rey] (tegenwoordig uitsluitend nog 'herstemming', en eerder al 'het slaan van de bal' [1395]), afleiding van ballotte 'balletje' < Italiaans (dialectisch) ballota, gevormd uit het aan het Germaans ontleende balla, zie bal 1, met verkleiningsachtervoegsel -otta.
Het stemmen vond plaats met gekleurde balletjes, terug te vinden in het Engelse werkwoord blackball 'niet toelaten als lid', oorspr. door een zwart balletje in de zak te deponeren.
Fries: ballotaazje
590.   ballpoint
categorie:
leenwoord
Zie: balpen

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven