1.   yoga zn. 'Indische mystiek'
Nnl. yoga 'Indische mystiek' in andere reeds meer of min bekende systemen der Indiërs, o.a. ... Sânkhya en Yoga-filosofie [1861; Gids], Yoga voor den mensch in de wereld. Nu, die Yoga wil eenvoudig zeggen vereeniging "Union" - wij zouden zeggen gemeenschapsoefening van de ziel met het goddelijke [1896; Leeuwarder Courant], bij uitbreiding "methode om tot innerlijke rust en concentratie te komen, zodat het leven van de geest zich kan ontplooien en de mens in verbinding kan komen met God" [1979; Verschueren].
Ontleend aan Engels yoga 'Indische mystiek' [1820; OED], ontleend aan Hindi yoga 'id.', dat teruggaat op Sanskrit yóga- 'meditatie, vereniging met het opperste wezen', oorspr. 'verbinding'.
Sanskrit yóga- is afgeleid van de wortel yuj- van yunákti (aoristus yójam) 'verenigen, samenvoegen' < pie. *iug-, nultrap bij de wortel van *ieug- 'verbinden, samenvoegen' (LIV 316) van juk.
De moderne betekenis van yoga 'lichamelijke oefening waarbij concentratie op de lichamelijke functies centraal staat' is wellicht ontstaan door verkorting van een samenstelling als yoga-oefening [1947; iWNT].
yogi zn. 'volleerd beoefenaar van yoga'. Nnl. jogie 'id.' in Jogie [betekent] een devoot, godvreezend man [1808; Haafner], yogi "ind. naam, dien men aan indische monniken geeft, welke zich ongevoelig pogen te maken voor alle uitwendige indrukken ..." [1847; Kramers]. Via Engels yogi ontleend aan Hindi yogī 'id.', van Sanskrit yogin- 'hij die verenigd is; beoefenaar van yoga', van yuj- 'verenigen, samenvoegen'.
Literatuur: J. Haafner (1808), Reize in eenen palanquin; of lotgevallen en merkwaardige aanteekeningen op eene reize langs de kusten Orixa en Choromandel, Amsterdam, I, 263-264
Fries: yoga


  naar boven