1.   limousine zn. 'gesloten luxeauto'
categorie:
leenwoord, geoniem
Nnl. limousine 'automobiel in den vorm van een coupé, doch met de zijwanden geheel van glas' [1910; Kramers II], 'gesloten luxeauto' in in de groote limousine ... haar hand door het geopende portierraam [1929; WNT vluchtig].
Ontleend aan Frans limousine 'voertuig met afgesloten passagierscompartiment' [1902; Rey]. Eerder bestond al limousine 'grof wollen herderscape' [1836; FEW], zelfstandig gebruik van het bn. limousin 'betreffende Limousin', de naam van een voormalig graafschap in Midden-Frankrijk waar dit kledingstuk veel gedragen werd. Het is onzeker of hieruit de betekenis 'voertuig' te verklaren is; er zou sprake zijn van vergelijking met het materiaal van een kap die over de zitplaats van de bestuurder getrokken kon worden. BDE voert echter een al 18e-eeuws gewestelijk-Frans woord limousine aan voor een bepaald type koets, wrsch. uit Limousin; wrsch. is het moderne woord daar een voortzetting van en heeft het dus niets met de genoemde herderskleding te maken. Ook andere koetsnamen zijn naar een plaats vernoemd, bijv. berline, landauer.
Fries: limûsine


  naar boven