1.   ensemble zn. 'toneel- of muziekgezelschap; het geheel'
categorie:
leenwoord
Nnl. ensemble 'het geheel' [1821; Nieuwenhuis], met name gebruikt voor muziek- en toneelgezelschappen.
Ontleend aan Frans ensemble 'geheel, eenheid, eenstemmigheid' [1664; Rey] bij het bijwoord ensemble 'samen' dat teruggaat op Latijn insimul 'tegelijk' of liever op vulgair Latijn *insemul (dat de klanken van Italiaans insieme en Oudspaans ensiemo verklaart) 'id.'. Semul is de oudere vorm van Latijn simul (zoals in simultaan) en is in het vulgair Latijn blijven leven. Indo-Europees verwant met samen.


  naar boven