Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "verkorting"

141 tot 150 van 335

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201 | 211 | 221 | 231 | 241 | 251 | 261 | 271 | 281 | 291 | 301 | 311 | 321 | 331

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



giftig
gigant
gigantisch
gigolo
gij
gijn
gijpen 1
gijpen 2
gijzelaar
gijzelen

gil

gilde
gilet
gillen
gimmick
gin
ginder, ginds
ginnegappen
ginseng
gips
gipskruid


141.   gil
categorie:
verkorting
Zie: gillen
142.   gis 2
categorie:
verkorting
Zie: gissen
143.   git zn. 'zwarte delfstof; zwarte siersteen'
categorie:
leenwoord, verkorting, geoniem
In het mnl. in de Latijnse vorm gagates, in gagates es .i. steen al swart 'git is een geheel zwarte steen', maar tegelijk ook al die gagaet 'de/het git' [beide 1287; CG II, Nat.Bl.D], dan zonder de beginletter g- de vorm aget, in van glase, van hoorne, van aghette 'van glas, van hoorn, van git' [1350-1400; MNW-P], zonder de beginlettergreep het bn. ghetten 'van git' in een ghetten vijftichgen 'een rozenkrans van git(ten)' [1414-50; MNW getten]; vnnl. van ghet, en ebben hout 'van git en ebbenhout' [ca. 1580; WNT dal], ghet, aghet 'zekere steen, "gagates"' [1599; Kil.], zwert als een ghit [ca. 1610; WNT koraal I].
Ontleend aan Latijn gagātēs < Grieks gagā́tēs líthos 'steen uit Gagai of Gagas', de naam van een stad en een rivier in Lycië in het zuidwesten van Klein-Azië. De beginletter g- is verdwenen door volksetymologische invloed van agaat; daarna werd aget verder verzwakt tot get, maar vormen als aget zijn nog tot in de 19e eeuw gebruikt [WNT Aanv. aget]. De vorm met -i- is westelijk.
Evenzo zijn ontstaan: mnd. aget; ohd. agistein (mhd. agestein, aget(stein), nhd. Jett, en ook Gagat < Latijn gagātēs); ne. jet 'git' is ontleend via Oudfrans jaiet (Nieuwfrans jais 'git'), dat door haplologie uit hetzelfde Latijnse bronwoord is ontstaan.
Git is glanzend zwart ligniet, een op steenkool lijkende delfstof. De delfstof git is onzijdig, het daaruit geslepen siersteentje git is een de-woord geworden.
gitzwart bn. 'zo zwart als git'. Vnnl. een gitswart sap 'een gitzwarte vloeistof' [1666; WNT zee I]; nnl. git zwart [1773; WNT]. Samenstelling van git en zwart. Eerder al de vergelijking: swart als gidt [1600; WNT oog]. Ook bijv. Engels jet-black, Frans noir comme (du) jais, Duits jettschwartz.
144.   glacé zn. 'glanzend gemaakt leer'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. glacé 'zijde met goud en zilver doorweven' [1824; Weiland], maar in samenstellingen algemener 'geglansd' en 'van geglansd leer', bijv. glacéhandschoenen [1839; WNT glacéhandschoen], glacé-zijde 'zijde met extra glans' [1858; WNT Aanv.], glacéleer 'fijn, zacht leer voor het vervaardigen van handschoenen' [1914; van Dale], glacé-papier 'geglansd papier' [1914; WNT papier]. Hierdoor ook weer als verkorting glacé (bn.) 'geglansd' [1864; Calisch], glacé's (mv.) 'glacéhandschoenen' [1890; WNT glacéhandschoen], glacé 'algemeene benaming voor glanzende weefsels' [1942; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans glacé 'geglansd' [1680; Rey], verl.deelw. van glacer 'doen glanzen', zie glaceren. Als zn. mogelijk ontleend aan Engels glacé 'glanszijde' [1851; OED] en 'glansleer' [1900; OED], maar mogelijk ook zelfstandig in het Nederlands verkort uit de samenstellingen; in het Frans komt glacé als zn. nauwelijks voor.
Fries: glasee
145.   gok
categorie:
verkorting
Zie: gokken
146.   gom(men) 2
categorie:
verkorting
Zie: gum
Fries: gom ◆gomje
147.   goog
categorie:
verkorting
Zie: pedagogie
148.   gooi
categorie:
verkorting
Zie: gooien
149.   gospel zn. 'Afrikaans-Amerikaans godsdienstig lied'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. eerst in de samenstelling gospelsong 'godsdienstig lied van Amerikaanse negers, variant van de negro spiritual' [jaren 1950; van Nierop 1975], gospel 'in de christelijke negergemeenten in Noord-Amerika gezongen liederen', gospelmuziek [1974; Koenen].
Verkorting van gospelsong, ontleend aan Amerikaans-Engels gospel song 'gloedvol lied met evangelische boodschap gezongen door negers' [1959; OED], eerder al algemener 'lied met bekeringsboodschap' [1905; OED], ook al in de titel Gospel Songs van P.P. Bliss [1874; Grove]; een samenstelling van gospel 'evangelie' en song 'lied'. Gospel 'evangelie' gaat terug op Oudengels godspell, gōdspel 'id.' [ca. 750; BDE], een samenstelling van gōd 'goed' zie goed 1, en spell 'boodschap, verhaal', zie spellen, als vertaling van Grieks euangélion 'evangelie', letterlijk 'goede boodschap', zie evangelie. Song is verwant met zang en zingen.
Rond 1870 kwam in de protestantse kerken in de Verenigde Staten het zingen van gospel hymns of gospel songs op, min of meer populaire liedteksten met bekeringsboodschappen, gezet op bekende melodieën. Binnen de evangelische kerkgenootschappen in Amerika en later ook Engeland nam het schrijven en componeren van deze liederen een grote vlucht. Tijdens de Crisis in de jaren 1930 kwam de Afro-Amerikaanse gospeltraditie tot bloei, die gebaseerd is op de blanke gospel song, maar tevens voortborduurt op de negro spiritual en de veel oudere traditie van het juichen en zingen rond de prediking in de Amerikaanse zwarte kerken en die ook allerlei elementen van jazz en blues bevat. Deze zwarte traditie heeft zich niet beperkt tot de kerken, maar is nog steeds wijd en zijd te horen op gospelconcerten, in musicalachtig theater en op radio en cd.
Fries: gospel
150.   graf zn. 'plaats waar een lijk geborgen is'
categorie:
verkorting
Onl. an grauon 'in het graf' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. graf 'graf, graftombe, grafsteen' [1240; Bern.], in sijn graf [1265-70; CG II, Lut.K], int graf te legne 'te begraven' [1270; CG I, 153]; vnnl. en graf, in een rotze gehouwen 'een graf, uitgehouwen in een rots' [1688; WNT].
Afleiding van het werkwoord graven; zie ook groeve.
Os. graf; ohd. grab, mhd. grap (nhd. Grab); ofri. gref, oe. græf; alle 'graf'; < pgm. *graba-. Daarnaast ablautend on. gróf 'kuil' (nzw. grav 'graf') < pgm. *grōb- en de afleiding got. graba 'opgeworpen wal' < pgm. *grabō-.

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven