1.   vandaag bw. 'heden'
categorie:
geleed woord
Mnl. van [den/desen/enz.] daghe 'op deze dag' in De tiende wile van den daghe 'om tien uur vandaag' [1285; VMNW wile III], Also helpe mi god van desen daghe 'zo moge God mij vandaag helpen' [1350; MNW-R], dat mijn soen van desen daghe niet steruen en sel 'dat mijn zoon vandaag niet zal sterven' [1479; MNW-P], vandaech 'op deze dag, heden' in dat alle die gilden ... sullen doen maken ende hebben eenen helen toorts vandaich ... om hem eerliken in te halen '... vandaag een toorts moeten maken en hebben, om hem (de hertog) op gepaste wijze te onthalen' [1488; via MNHWS]; vnnl. hi waer de scoenste man die van dage over de brugghe ginc of gaen sal 'hij was de mooiste man die vandaag over de brug liep of zal lopen' [1508; MNW-P]; vnnl. tis van daegh, Den vierden Februarij [1612; iWNT lichtmis].
Samentrekking van de Middelnederlandse datiefconstructie vandendaghe 'op deze dag', waarbij vanden > van, op soortgelijke wijze als Duits von dem > vom, en waarbij de slot-e is weggevallen. Zie verder van en dag. Volgens hetzelfde model zijn vanmorgen/vanochtend 'op deze ochtend', vanmiddag 'op deze middag' en vanavond 'op deze avond' gevormd. In vergelijkbare vaste verbindingen is het lidwoord bewaard gebleven, van de week, van de zomer, van de winter 'deze week, deze zomer, deze winter'.
Literatuur: J. Taeldeman (1981), 'Omtrent Vanacker', in: Taal en Tongval 33, 118-122
Fries: -


  naar boven