1.   floep tw. 'snelle beweging of plotseling geluid'
categorie:
klankwoord
Nnl. in Floep! was de deur weer dicht [1853; WNT vreemdigheid].
Klankexpressieve formatie op basis van flap 'klap, snelle beweging'. Vergelijk doeg naast dag, en boe naast ba 1.
floepen ww. 'schielijk bewegen'. Nnl. floepen 'id.' [1904; WNT]. Afleiding van het zn.
Fries: floep ◆ floepe


  naar boven