1.   flits zn. 'pijlsnel licht'
categorie:
leenwoord
Vnnl. flitse 'pijl (als wapen)' [1555; Luython], ook eenmaal flirtse [1603; WNT], maar daarna alleen flits [1605; WNT worden]. In de (huidige) overdrachtelijke betekenis 'korte lichtstoot' eerst vooral in samenstellingen: blixemflits [1638; WNT bliksem], daarna ook flitsen (mv.) 'bliksemflitsen' [1644; WNT]. Nnl. 'kunstmatige belichting bij het fotograferen', in samenstellingen als flitslamp [1943; WNT Aanv.], flitslicht [1948; Kramers EN].
Via het Picardisch (dat de Nederlandse /ts/ verklaart) ontleend aan Frans flèche 'pijl (als wapen)' (Oudfrans fleche [eind 11e eeuw; TLF], fleke [1250-1300; FEW]), dat zelf een Germaans leenwoord is, wrsch. uit onl. *fliekka, dat bewaard is gebleven in mnl. vlieke 'pijl (als wapen)' [1315; MNW] en mnd. vlēke 'id.', in betekenis ontwikkeld uit 'veer(pen) van een vogel' en etymologisch bij vliegen horend.
In de fotografie zijn de 20e-eeuwse samenstellingen flitslamp, flitslicht etc. leenvertalingen van Duits samenstellingen als Blitzlicht, bij het ww. blitzen 'oplichten, glinsteren', later 'flitsen, bliksemen', waaruit later het zn. Blitz 'flits, bliksem' is gevormd, zie bliksem.
In het Nederlands bestonden ook enige tijd woorden als blitzlampje [1958; WNT Aanv.], blitzlicht [1962; WNT Aanv. grond], met het onvertaalde Duitse element Blitz-.
Aan het Nederlandse woord flits is ontleend Middelnederduits flitse, flitsche 'pijl' en van daaruit ook Hoogduits Flitz [1579] (nu alleen nog in afleidingen en samenstellingen).
flitsen ww. 'snel wisselende lichtstralen uitzenden; voortschieten als een bliksem; een flitslicht laten werken'. Nnl. flitsen 'voortschieten (ook overdrachtelijk)' in als een bliksemschicht flitste deze gedachte door haar brein [1901; WNT spook], 'snel wisselend stralen' in het licht flitst rood, groen en wit [1922; WNT Aanv. culminatie], flitsen 'met een flitslamp fotograferen' [1961; van Dale], specifiek ook 'een verkeersovertreder fotograferen met behulp van een flitslicht' [1993; Reinsma 1999]. Afleiding van flits 'flitsend licht, bliksem', in de fotografische betekenissen afleiding van flits 'flitslicht'.
Fries: flits ◆ flitse


  naar boven